De strijdlustige remonstrantse gemeente van Gouda
De remonstranten van Gouda hadden in de achttiende eeuw twee predikanten. Zij
gaven met de kerkenraad leiding aan een grote gemeente van de Broederschap.
Deze laatste geschouwde zichzelf vanaf de veroordeling der remonstranten op de
synode van Dordrecht (1619) als het model van de ware protestantse kerk. Zij
vormden de verdraagzame gemeente van vrije christenen, voor wie geen mense
lijke belijdenis maar alleen de Heilige Schrift maatstaf kon zijn voor geloof en
leven. Het onderzoek en de uitleg van de Schrift stond allen die geloofden in Jezus
Christus vrij. Gemeten aan het aantal ruzies in de kerkenraad moeten de Goudse
remonstranten zelfbewuste mensen geweest zijn, die het moeilijk hadden hun on
derlinge verdraagzaamheid te bewaren. In 1730 waren er zelfs twee Goudse dele
gaties naar de Grote Vergadering gereisd, omdat men het niet eens kon worden
over de afvaardiging. Die tweespalt ging terug op conflicten die al enkele predi
kanten, zoals Pieter van der Schelling in 1724, en de hiervoor genoemde Jacob
Loman in 1730, tot vertrek hadden doen besluiten. Van der Schelling vervolgde
zijn carrière als historicus en jurist, Loman als medicus.
Na Den Briel werkt Jan van der Werken korte tijd als predikant te Zoeter-
meer. In 1731 wordt hij beroepen door de remonstrantse gemeente van Gouda. Een
beroep kon pis worden geëffectueerd wanneer de kerkenraden van alle remon
strantse gemeenten daar hun goedkeuring aan hadden gegeven. De kerkenraden
van Rotterdam en Amsterdam maken bezwaar. Deze beide colleges tesamen traden
practisch als een dagelijks bestuur der Broederschap op. Bij hen zijn dan ook
brieven binne igekomen van een minderheid uit de Goudse kerkenraad onder aan
voering van Matthias van Goch. Hun formele argument is, dat Johannes van der
Werken niet op beroep heeft gepreekt. De kerkenraad van Gouda verdedigt zich
daartegen. Reeds drie predikanten hadden vanaf september 1730 voor een beroep
bedankt. De gemeente dreigde in problemen te komen. Daarom had men snel ver
der willen gar n met de opgestelde lijst kandidaten en een beroep willen uitbrengen
op de predikaat van het nabijgelegen Zoetermeer.
Uiteindelijk zullen Amsterdam en Rotterdam dit beleid billijken, ook al was
de regels enig geweld aangedaan. Rotterdam wijst Amsterdam er op dat het niet
hun taak is op de "personalia" in te gaan. Zij doelden daarmee op een anoniem
stuk dat dooi de Goudse opponenten was meegestuurd en waarin wij de ware
reden vinden van hun verzet. Zij wilden, zei deze tekst, "...van een zodanige
leugenaar en dronkaard, een die Lomannus bijna gelijk is, niet gestigt worden”.
Van der Werkens bedenkelijke reputatie was hem al naar Gouda vooruit gesneld...
40
6 GAR, Archief - emonstrantse gemeente 326, nr.5 (12.12.1730; 1.2.1731en nr 32