Het tweede kwartier viel binnen de driehoek tussen de Tiendeweg, de Klei-
weg/Hoogstraat en de stadsgracht met het buitengebied achter de BlekersingeL Het
derde kwartier was gelegen tussen de Gouwe, Hoogstraat/Kleiweg en de stadsgracht
met het buitengebied achter de Tuinsingel en het Jaagpad. Het vierde kwartier be
sloeg het deel ten westen van de Gouwe en Westhaven tot aan de stadsvest met het
buitengebied achter de Turfsingel.19
Vroedvrouwen mochten geen arme kraamvrouwen buiten hun wijk aanne
men, maar betalende kraamvrouwen hoefden zich niet te houden aan de verdeling in
stadswijken. Johanna Borsteeg verontschuldigde zich voor het assisteren van een
kraamvrouw die in de wijk van Antje Nagel woonde, met het argument dat deze
vrouw niet van de armen trok en zij daarom gedacht had dat het haar vrij stond ook
mensen buiten haar wijk te helpen. Zij kreeg in dit geval geen boete.20 In andere ge
vallen werden vroedvrouwen beboet voor het werken buiten de eigen wijk of kregen
zij een waarschuwing.
Als dat nodig was mochten vroedvrouwen wel werk van elkaar ovememen.
Een stadsvroedvrouw mocht alleen met toestemming van de burgemeesters de stad
verlaten en dan moest een ander haar wijk zolang ovememen. Bij een vacature werden
de kraamvrouwen uit dat kwartier verdeeld onder de overige vroedvrouwen. Ook kwam
het voor, dat men een dringend beroep deed op een vroedvrouw die al met een ver
lossing bezig was. Aangezien het vroedvrouwen bij reglement uitdrukkelijk verboden
was een barende vrouw te verlaten, moest een collega dan één van de bevallingen
ovememen. Hiervan is bij de voorvallen die in het resolutieboek staan beschreven
nogal eens sprake. Het ligt voor de hand dat dit ook het geval was bij verlossingen
die niet onder de aandacht van het college werden gebracht. Meestal gaf dit geen
problemen, zij het dat stadsvroedvrouw Catharina van Eijbergen er geen bezwaar in
zag in het bijzijn van een volledig afgematte kraamvrouw op luide toon ruzie te ma
ken met collega Rachel van der Hiel, omdat zij van mening verschilden over de juiste
aanpak. Van Eijbergen had, toen zij werd weggeroepen naar een andere kraamvrouw,
de bevalling aan Van der Hiel overgedragen, met de mededeling dat het water was
gebroken en het kind goed voorstond. Na onderzoek van de kraamvrouw constateer
de Van der Hiel, dat het hoofd van het kind ernstig beklemd zat. Zij schakelde stad
schirurgijn Bleuland in, die de vrouw slechts met de grote moeite kon verlossen van
een kind dat kort daarna is gestorven. Van Eijbergen kreeg van het college een boete
van 36 gulden en zes weken schorsing.21 Dat het ook anders kon blijkt uit het feit dat
tijdens een dagenlang durende bevalling in 1804, de kennelijk vermoeide vroed
vrouw Neeltje Witzius zonder problemen tijdelijk werd afgelost door Antje Nagel.22
19 reglement 1756
20 Gouda, SAHM, archief chirirgijnsgilde, inv. nr. 18 fol. 85
21 ibidem,, inv. nr. 18 fols. 57-60
22 ibidem, inv. nr. 19 handgeschreven verklaringen van Neeltje Witzius 7-7-1804 en Antje Nagel 16-7-1804
44