niet meer dan enkele tientallen guldens per jaar bijverdiend kunnen hebben op de particuliere markt. Al met al zullen de stadsvroedvrouwen enkele honderden gul dens per jaar aan inkomen hebben gehad; tussen 200 en 300 gulden van de stad en misschien tussen de 50 en 100 gulden per jaar van betalende kraamvrouwen en voor lavementen en klysma’s. Voor een aantal vroedvrouwen kwam daar nog 20 gulden per jaar van een leerling bij. De Goudse stadsvroedvrouwen zouden dan na 1777 een jaarinkomen van 250 tot 400 gulden hebben gehad. In de jaren daarvoor lagen de bedragen waarschijnlijk 100 tot 150 gulden lager. De sociaal-economische positie Wat zegt dit geschatte jaarinkomen over de economische positie van deze vrou wen? Een vergelijking met andere inkomens kan dit verduidelijken. Stadsvroed vrouwen in Gouda verdienden in elk geval meer dan de vrouwen in traditionele, laaggeschoolde vrouwenberoepen. Een spinster in Leiden verdiende in 1777 65 gulden per jaar.54 Het inkomen van binnenmoeders van weeshuizen lag rond de 200 gulden per jaar, met gratis kost en inwoning (binnenvaders kregen zo’n 50 gulden meer). Een goed betaalde inwonende dienstmeid beurde tussen de 40 en 70 gulden per jaar.55 Het jaarinkomen van een ambachtsman lag in Holland in de 18e eeuw rond de 300 gulden; gemiddeld verdiende hij 18 stuivers per dag.56 Bleuland kreeg voor zijn functie als stadsvroedmeester 100 gulden per jaar, maar hij had daarnaast natuurlijk nog een inkomen van 360 gulden per jaar als stadschirurgijn en stadsle- denzetter. Niettemin werd zijn traktement als stadsvroedmeester in 1800 op zijn verzoek verhoogd tot 250 gulden. De stadsdoctor kreeg voor de hulp aan armen 300 gulden per jaar uitgekeerd, maar had daarnaast nog de verdiensten uit zijn praktijk met betalende patiënten.57 Op grond van hun inkomen zouden de Goudse stadsvroedvrouwen dus ingedeeld mogen worden in de middenklasse van de bur gerij; min of meer op gelijk niveau met chirurgijns, betere winkeliers, ambachtslui en schoolmeesters. Voor de sociale positie vormen naast het inkomen van de vroedvrouw het beroep van de echtgenoot en/of de vader een goede indicatie. Zo was Anna Puyt afkomstig uit een niet onbemiddelde familie van pijpenmakers en was haar moe der eveneens stadsvroedvrouw.58 Catharina van Eijbergen huwde een redelijk 54 54 Van der Borg, op. cit. (n.4), p. 119 55 C. Gaemers: Eenige van de verstandigste, schranderste en bequaamste jongens. Beroepsopleidingen binnen de Fundatie van Renswoude te Delft, 1775 - 1810, Rotterdam 1992 (doctoraalscriptie EUR), pp. 42-43 56 Van der Borg, op. cit. (n.4), p. 119 57 Bik, op. cit. (n.8), p. 222 58 Gouda, SAHM, studiezaal, index gildenbestuurders

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2002 | | pagina 24