57
Toch waren het niet alleen de alleenstaanden die het gezinsinkomen veilig
stelden. Toen de echtgenoot van Neeltje van Leeuwen rond 1797 zijn ambt als
lijkbidder verloor en vanwege de slechte economische omstandigheden als kleer
maker niet meer voldoende kon verdienen, schraapten zij hun laatste geld bijeen,
zodat Neeltje bij Anna Sibbes in de leer kon gaan. Na haar admissie verdiende zij
genoeg om haar man en haar stokoude moeder te onderhouden en kon zij snel hun
schulden afbetalen. Ze koesterde zelfs de verwachting voldoende geld opzij te
kunnen leggen voor een onbekommerde oude dag.76
Van diverse vroedvrouwen is een testament bewaard gebleven waaruit hun
vermogenspositie kan worden afgeleid. Puyt, Roseveld en Borsteeg verklaarden
gegoed te zijn beneden 2000 gulden; zij beschikten dus over een vermogen dat
tussen de 1000 en 2000 gulden lag. Het vermogen van Sibbes was lager dan 1000
gulden. Het zal niemand verbazen dat Van Eijbergen een vermogen tot 4000 gul
den had. De vermogensklasse van Van der Hiel is niet aangetekend, maar zij liet
wel een huis van rond de 400 gulden na. Haar situatie laat zich vergelijken met die
van Puyt. Beide vrouwen waren al langere tijd alleenstaand, hun inkomen was on
geveer even hoog en ze lieten allebei een huis van ongeveer 400 gulden na. Op
grond hiervan kan verondersteld worden dat ook Van der Hiel in de vermogens-
categorie tussen 1000 en 2000 gulden kan worden ingedeeld. Van Eijbergen en
Nagel erfden een onbekend bedrag uit de nalatenschap van hun moeder. Voor Na
gel is geen inkomenscategorie gevonden. Uit het feit dat zij met haar echtgenoot in
1786 voor 1008 gulden een huis aan de Hoogstraat kocht mogen we afleiden dat
ook zij redelijk gegoed waren.77
Over de 1200 gulden die Anna van Hensbeek in 1777 van haar grootmoe
der erfde kreeg zij pas twintig jaar later de beschikking.78 Het afwikkelen van de
erfenis had kennelijk nogal wat voeten in de aarde gehad. Grootmoeder Susanna
van Hensbeek was een bemiddelde dame geweest. Bij haar overlijden bezat zij drie
huizen, diverse gouden en diamanten sieraden, zilverwerk, een uitgebreide garde
robe en veel huisraad en serviesgoed. Waarschijnlijk handelde zij in vlas, want in
de boedelbeschrijving staat onder de post winkelgoederen voor een waarde van
2800 gulden aan vlas opgevoerd.79 Uit het testament van Susanna van Hensbeek
valt op te maken, dat zij de zorg op zich had genomen voor de vijf kinderen van
haar overleden zoon Dirk, waarvan Anna de oudste was. Deze was in 1777 al
meerderjarig, maar nog ongehuwd.80
76 Zie noot 30.
77 Gouda, SAHM, O.A., archief gaarder 40e/80e penning, inv nr. 144 fol. 2
78 Gouda, SAHM, Oud-notarieel archief, inv. nr. 977 fol. 1162
79 ibidem, inv. nr. 813 fol. 149 en verder
80 ibidem, inv. nr. 813 fol. 169 en verder