58 Welke gevolgtrekkingen zijn er met behulp van al die losse gegevens te maken over de positie van de stadsvroedvrouwen? Van zes vroedvrouwen is de vermo- genscategorie met zekerheid te geven; twee hadden een vermogen tot 1000 gul den, drie een vermogen tot 2000 gulden en één een vermogen tot 4000 gulden. Bij drie anderen is van het vermogen een redelijke inschatting te geven op grond van hun bezittingen of van geërfd kapitaal. Negen van de vijftien stadsvroed vrouwen bevonden zich voor wat hun vermogenspositie betreft stevig in de mid denmoot. Vergelijkbare gegevens voor andere steden ontbreken. Alleen voor Leiden heeft Van der Borg berekend, dat bijna 80% van de vroedvrouwen on vermogend was en dat het overige deel zich in de vermogensklasse tot 2000 be vond.87 De Goudse vroedvrouwen steken daarbij gunstig af. Niet uitzonderlijk vermogend, maar ook zeker niet arm. Dit plaatst hen in een veelvormig gezel schap, dat wat lijkt te zweven tussen enerzijds de toplaag van de kleine burgerij en anderzijds de onderlaag van grote burgerij. De helft van de stadsvroedvrouwen woonde op enig moment in een huis dat door haarzelf of door haar echtgenoot was gekocht. Daarvan hadden de meeste huizen tussen de 300 en 600 gulden gekost. De huizen lagen door de stad verspreid: Lange Groenendaal, Hoogstraat, Keizerstraat, Zeugstraat. Meerdere vroedvrouwen hadden een huis Achter de Vismarkt, Anna Puyt en Rachel van der Hiel zelfs een jaar of zeven tegelijkertijd.81 Ook Elisabeth Hekelaar woonde er, maar waarschijnlijk niet in een koophuis. In de Hoogstraat woonden even eens meerdere vroedvrouwen, zij het niet gelijktijdig. Catharina van Eijbergen had er twee huizen82, en ook Antje Nagel en haar man kochten er een pand.83 De waarde van deze drie huizen lag tussen 1000 en 1500 gulden. De echtgenoot van Johanna Borsteeg kocht twintig jaar na haar aanstelling in 1797 voor 289 gulden een huis aan de Lange Groenendaal84; dit terwijl hij zelf verklaarde met zijn (niet genoemde) beroep zijn gezin niet meer te kunnen onderhouden.85 Al voor haar aanstelling tot stadsvroedvrouw had de man van Neeltje Witzius een huis aan de Keizerstraat van ruim 600 gulden gekocht. In 1805, vijfjaar na haar aanstelling, kochten ze nog een huis aan de Anthoniestraat voor 662 gulden.86 81 Gouda, SAHM, O.A., archief gaarder 40e/80e penning inv. nr. 119 fol. 6 en inv. 128 nr. fol. 9 82 Zie noot 74 en 75. 83 Gouda, SAHM, O.A., archief gaarder 40e/80e penning, inv. nr. 144 fol. 2 84 ibidem, inv. nr. 155 fol. 9 85 Gouda, SAHM, O.A., rekestenboek inv. nr. 275 fol. 25 86 Gouda, SAHM, O.A., archief gaarder 40780e penning, inv. nr. 147 fol. 14 en inv. nr. 163 fol. 7 87 Van der Borg, op. cit. (n.4). pp. 115-116

Kranten Streekarchief Midden-Holland

SK | 2002 | | pagina 28