60
De vraag of het mogelijk is een beter ingekleurd beeld van de Goudse stadsvroed
vrouwen te geven, door het combineren van gegevens uit een omvangrijke bron als
het resolutieboek met systematisch onderzoek van indices, rekestboeken en het
notarieel archief, kan zonder meer positief worden beantwoord. Uit het notarieel
archief en de rekestboeken komen ook nog eens verhalen naar voren die een aan
vulling vormen op het resolutieboek. Daarmee kunnen zowel overeenkomsten als
verschillen tussen de vroedvrouwen duidelijk worden aangegeven. Dankzij deze
bronnen hebben we zelfs een beter idee gekregen van de motivatie van vrouwen
om voor dit beroep te kiezen, de functie van de verdiensten daaruit voor hun gezin
en een betere duiding van de plaats van stadsvroedvrouwen in de Goudse samenle
ving tussen 1756 en 1806.
Voor vier vroedvrouwen kan aannemelijk gemaakt worden dat zij het be
roep bewust kozen vanwege de grote kans op financiële onafhankelijkheid. Ten
aanzien van Van Eijbergen kan zonder veel voorbehoud gezegd worden dat zij
welgesteld was. Van Anna van Hensbeek staat vast, dat zij bij haar grootmoeder
thuis in aanraking is gekomen met bescheiden weelde. Helaas is van geen van de
stadsvroedvrouwen een boedelinventaris gevonden, hoewel van een aantal van hen
vaststaat dat die er is geweest.88 Dit is bijzonder jammer, want daaruit had nog
meer afgeleid kunnen worden over hun levensstijl.
88 In de testamenten van PuytVan der Hiel wordt naar een boedelinventaris verwezen. Bij Van
Eijbergen zelfs tweemaal: in het scheidingscontract met Fortuyn en in haar testament uit 1783.