Blijkens een oude vroeg zeventiende-eeuwse inventaris van de Goudse
Secrete Kast (de kast met de charters en andere belangrijke stukken van de stad)
was het charter toen dan ook te Gouda.32 In 1822 is het blijkbaar naar het ARA
verhuisd.
De omslag van Van Wijn op het ARA over de tafel van lening bevat nog
wel de volgende stukken. Een (zestiende-eeuwse kopie van het) octrooi van Ka
rei V voor Jan Evangelist de Alladie, koopman van Piemondt om binnen Gouda
voor tien jaar tafel van lening te houden dateert uit 1544. Een huis genaamd ‘Die
Lombaert’ lag in dit jaar achter de Vismarkt te Gouda.33 Bepaald werd, dat de ta
felhouder voortaan niet meer dan twee groten vlaams mocht heffen tegen voor
heen van “winninge en conquest” drie groten vlaams per week. Een brief aan de
keizer door de magistraat laat weten, dat anderhalf jaar na het begin van de tafel
van Jan Evangelist veel inwoners verarmd en “verbijstert” waren. Door de tafel
waren vele goede lieden “bedorven” De magistraat verzocht het octrooi te
herroepen. Iets dergelijks gebeurde reeds in 1462 te Delft. De magistraat daar
verzocht de landsheer de lombarden uit de stad te bannen, omdat de burgers
grote schulden bij hen hadden/5 Succes te Gouda lijkt uitgebleven, want in het
tiende penning-kohier van 1553 is de genoemde “Jan d'evangelister lombaert”
met 69 gulden veruit de hoogst aangeslagene in de stad. Hij was woonachtig aan
de Oostzijde van de Haven; de plaats waar gegoede burgers huisden.36 Dat hij
een kapitaalkrachtig man was blijkt ook uit het feit dat hij eind jaren veertig een
kwart van de bank van lening te Delft bezat en in 1550 tweederde van de bank te
Leiden.37
In 1555 werd een verzoek tot verlenging door Jan Evangelist door de
Goudse magistraat wél afgewezen. Volgens Maassen bezat hij slechts de helft
van de Goudse bank en behoorde de andere helft aan Bernardin Porquin, die op
zijn beurt de bank te Maastricht bezat en aandelen had in de banken van Namen
38
en Antwerpen.
69
32 SAHM OAG inv.nr. 3573 f. 91 nr. 24
33 Inventaris Gasthuizen, regest nr. 481
34 Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, 82/83, doelt waarschijnlijk ook op dit gegeven met
als datering 'omstreeks 1545' en noemt ondermeer belening van door diefstal verkregen goederen, waarna
na het innen van de leensom vervolgens het lossen van de panden achterwege bleef. Hij geeft als bron de
ink door C.H.J. Helders op de Inventaris van het archief van de bank van lening te Gouda, 1654-1924
(Gouda 1967) p. 1, die de vroedschapsresoluties benutte.
35 Maassen, 'Onmisbare zondaars', p. 375
36 ARA, StvH voor 1572, inv.nr. 613 f. 1/v
37 Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, 60
38 Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, 56 en 60 met als bron voor 1555 de genoemde inl.
door Helders op de inv. van de Goudse bank van lening, p. 1. Voor Porquin ontbreekt een bronverwijzing.