Na uitvoerige behandeling van deze zaak legde het College der Vroedkunde Reiters een boete van vijftig gulden en een schorsing van zes maanden op. Reiters betaalde onder protest.2 Vier j aar daarna werd zij op last van het gemeentebestuur als stadsvroedvrouw ontslagen en de stad uitgestuurd, omdat zij een onbekende onge huwde vrouw voor de bevalling in huis had genomen.3 Beide voorbeelden zijn ontleend aan het in de Streekarchiefdienst Hollands Midden be waarde resolutieboek van het College der Vroedkunde te Gouda. In de resoluties zijn meer van deze voorbeelden te vinden. De vijftien vroedvrouwen die tussen 1756 en 1806 (de periode dat het College der Vroedkunde toezicht hield op de verloskunde) in Gouda actief waren, verschilden in de aanpak van en de opvattingen over hun werk. In die zin be antwoorden zij niet aan het gangbare beeld van vroedvrouwen tijdens het ancien regime. Uit de literatuur over verloskunde van de 18e en 19e eeuw komen vroed vrouwen namelijk naar voren als ondeskundig, ruw, dronken en onbetrouwbaar. Te genwoordig wordt het ontstaan van dit stereotype vooral toegeschreven aan het be lang dat de mannelijke medici in die periode hadden bij het zo ongunstig mogelijk afschilderen van vroedvrouwen. Nergens in de resoluties van het College is een mel ding te vinden over dronkenschap. Wel zijn gevallen beschreven waarin vroedvrou wen ondeskundig handelden, kraamvrouwen ruw behandelden of wegliepen bij een kraambed terwijl dit onverantwoord was. Egberdina Reiters maakte het wel bont, maar ze was geen uitzondering. Antje Nagel echter evenmin; zij had een behoorlijk aantal betrouwbare collega’s, die kraamvrouwen deskundig terzijde stonden en die niet schroomden een doctor of chirurgijn in te schakelen als de situatie dit vereiste, en de laatste zo nodig ook nog de les te lezen. En in Gouda deelde de meerderheid de opvattingen van Antje Nagel. In recente publicaties wordt het klassieke beeld van de ondeskundige vroed vrouw weliswaar bijgesteld, maar vooral op grond van onderzoek van reglementen en resoluties van de colleges der verloskunde in diverse steden in de Republiek, of met een kwantitatief gerichte benadering. Waar het gaat over de praktijk, wordt deze vooral geschetst aan de hand van medisch-technische ontwikkelingen en wat aan re soluties ontleende anekdotiek.4 2 ibidem inv. nr. 18 fols. 40-56 3 ibidem inv. nr. 18 fols. 72-73. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat Reiters absoluut niet van plan was Nieuw- kasteel de eed af te nemen. Al voor de bevalling deed zij verwoede pogingen te voorkomen dat collega’s Nieuw- kasteel in het openbaar de eed af zouden nemen. Daarbij viel de naam van ene Pieter Waas. Dit was waarschijn lijk de vader en een bekende van Reiters, die zij om wat voor reden dan ook in bescherming wilde nemen. 4 Belangrijkste publicatie in dit opzicht is: H.A. van der Borg, Beeld en beroep. Ontwikkelingen in het vroed- vrouwschap in Leiden, Arnhem, ’s Hertogenbosch en Leeuwarden 1650 - 1865, Wageningen 1992. Zie ook: F. van der Waals, ‘Doorbraken in de verloskunde’ in: H.M. Dupuis e.a Een kind onder het hart.Verloskunde, volksgeloof, gezin, seksualiteit en moraal vroeger en nu, Amsterdam 1987 en T. Nieuwenhuis: Vroedmeesters, vroedvrouwen en verloskunde in Amsterdam 1746-1805. Amsterdam, 1995 34

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2002 | | pagina 4