Het College der Vroedkunde te Gouda
Allereerst zal een korte beschrijving gegeven worden van het ontstaan en de
werkzaamheden van het College der Vroedkunde te Gouda in het licht van de ont
wikkelingen binnen de verloskunde in de tweede helft van de 18e eeuw. Daarbij ko
men tevens de toelatingsexamens, de aan de kandidaten gestelde eisen en de behan
deling van klachten over vroedvrouwen door het college aan bod. Daarna volgt een
deel over de vroedvrouwen zelf. Achtereenvolgens zullen aan de orde komen: de
wijkindeling; het aantal dienstjaren, de opleiding, de verdiensten, de praktijkomvang
en het welstandsniveau.
De verloskundige praktijk in Gouda week in beginsel niet af van die in andere steden in
de Republiek6 Door het stadsbestuur benoemde stadsvroedvrouwen kregen een vast
jaarsalaris en gaven hiervoor gratis verloskundige hulp aan onvermogende vrouwen.
Vanaf het begin van de eeuw trachtte een groeiend aantal steden de verloskunde te re
guleren door middel van een vroedkundig college, bestaande uit geneesheren en
meestal de stadsvroedmeester. De leden werden benoemd door het stadsbestuur. Hun
taak bestond uit het afhemen van examens, het behandelen van klachten en het advise
ren van het stadsbestuur. Ook Gouda kende vanaf 1756 zo’n college.
Juist in deze periode bevond de verloskunde zich in een stroomversnelling. Na
eeuwenlang een monopolie van vrouwen te zijn geweest, werd het nu een terrein waar
voor ook chirurgijns en geneesheren zich gingen interesseren.7 Een bevalling was zowel
voor kraamvrouw als kind een hachelijke onderneming. Tot aan die tijd was de enige
techniek waarop vroedvrouwen bij een moeilijke bevalling terug konden vallen het ma
nipuleren van de foetus. Obstructie van het geboortekanaal of problemen met de pla
centa hadden vrijwel altijd de dood van het kind en soms ook van de moeder tot gevolg.
In zo’n geval riep de vroedvrouw de hulp van een chirurgijn in, die de kraamvrouw met
behulp van instrumenten van de dan al overleden foetus verloste.
Met de ontwikkeling van nieuwe verloskundige instrumenten veranderde de
praktijk. Hoewel men vrouwen bij pijn en infecties nog steeds niets wezenlijks te bie
den had, bood de forceps (of tang) nu de mogelijkheid om tenminste een deel van de
problematische bevallingen tot een goed einde te brengen. Altijd al was het gebruik van
instrumenten voorbehouden aan chirurgijns. Nu ging een aantal van hen zich exclusief
toeleggen op het instrumentele deel van de verloskunde en presenteerde zich als
vroedmeester. Ook de universitair geschoolde geneeskundigen kregen belangstelling
36
6 Van der Borg, op. cit. (n.4), pp. 47; Van der Waals, op. cit. (n.4), p. 22; Nieuwenhuis, op. cit. (n.4),
p. 61; M.M. Lamens - Van Malestein: Oefening en bespiegeling. Het verloskundig onderwijs van
M.S. Du Pui (1754- 1834) te Leiden, pp. 98-100
7 Van der Borg, op. cit. (n.4),pp. 19 en 52; Lamens - Van Malestein, op. cit. (n. 6), p. 95. Van der
Waals, op. cit. (n.4), pp. 31 - 33