Suzie van der Mark-Hoevers en het Goud
se archief
i -
I p
Door Bert van der Saag
Helemaal zeker weten doe ik het niet, maar
het ligt voor de hand om Suzie van der Mark (aan
de varianten Suze en Suzan heb ik nooit kunnen
wennen) te bestempelen als de eerste vrijwilliger
die het Goudse archief mocht begroeten. We pra
ten dan over februari 1979, dus ruim 23 jaar gele
den. Het archief heette nog gemeentelijke archief
dienst Gouda, er was nog een college van
librijemeesters dat belast was met het toezicht op
het beheer van onze librijecollectie, en het aantal
personeelsleden bedroeg welgeteld drie - twee
ambtenaren en één medewerker in het kader van
de Wet sociale werkvoorziening. O ja, dankzij
werkverruimende maatregelen - zo heette dat toen
- waren er nog enkele dames doende handge
schreven systeemkaartjes op lijsten over te typen.
Kortom, een knusse situatie, waarin elke serieuze
helpende hand meer dan welkom was.
Waarmee zou Suzie zich gaan bezig houden? Dat was de vraag die zich meteen
aandiende - het is een vraag die bij elke nieuwe vrijwilliger beantwoord moet
worden. Zij had Nederlands, met als bijvak geschiedenis, gestudeerd aan de Uni-
versiteit van Amsterdam, kon oud schrift lezen en had al eens een tijdje bij het
Rotterdamse gemeentearchief als vrijwilliger gewerkt. Potentie genoeg om met ar
chiefmateriaal uit de middeleeuwen aan de slag te gaan. Weliswaar was de conclu
sie van mijn ambtsvoorganger mr. J.E.J. Geselschap bij zijn afscheid: “Er valt
niets meer te ontsluiten uit de periode vóór 1811”, maar deze conclusie deelden
Suzie en ik niet. Na enig overleg viel haar keuze op de ontsluiting van de Goudse
stadsrekeningen. De oudst bewaard gebleven stadsrekening (1438) was integraal
gepubliceerd, maar voor de latere jaren had er geen serieuze vorm van toeganke-
lijkmaking plaatsgevonden. Vervolgens moest er een beslissing worden genomen
over de methode van ontsluiting. Er zou gekozen moeten worden tussen volledige
transcripties of een vorm van analyses (regesten, samenvattingen).
100