23
In Gouda veroordeelden de rechters twee mannen tot de strop en tot het
werpen van hun dode lichamen in zee. Tegelijkertijd werd in het plakkaat bevel
gegeven aan de hoven van justitie en de steden om de gangen van personen, ver
dacht van homoseksualiteit, na te trekken. Ook nu is het verschil met Amsterdam
opvallend. In Amsterdam worden 234 mensen ingedaagd en in Gouda worden al
leen in 1778 wegens vermeende sodomie vijf mannen bij verstek veroordeeld tot
levenslange verbanning.71 Behalve het landelijke probleem van de sodomievervol-
gingen kende Gouda halverwege de achttiende eeuw een ander groot probleem.
Tuindiefstallen en vernielingen aan tuinhuizen en omheiningen in de tuinen
rondom de stad Gouda namen steeds ernstiger vormen aan. Te constateren naar het
grote aantal plakkaten tegen de tuindiefstallen was dit delict ook op landelijk ni
veau al lange tijd een plaag.72 De tuineigenaren kregen in de decreten steeds meer
toestemmingen om dit te voorkomen. Zij mochten voetklemmen plaatsen, waar
voor overigens apart toestemming aan het stedelijk gerecht gevraagd moest wor
den73, en ook wapengebruik werd getolereerd. Ondanks deze maatregelen was het
in Gouda onmogelijk het aantal tuindiefstallen te beteugelen. Op aanvraag van de
magistraat van Gouda verleenden de Staten van Holland aan de stad een akte van
impuniteit.74 De magistraat hoopte op medewerking van de medeplichtigen bij het
onderzoek, door strafvermindering of uitsluiting van straf in het vooruitzicht te
stellen, om op die manier het probleem op te lossen. Waarschijnlijk vormde in dit
geval bendevorming de grote handicap om de zaak aan te pakken en op te lossen.
Uit de vonnisboeken bleek, dat er op zijn minst zestien personen, onder wie ook
vrouwen, bij betrokken waren. De meesten waren afkomstig uit Gouda en directe
omgeving en zij waren vaak familie van elkaar. Het aantal van degenen die in deze
zaak ontslag van rechtsvervolging gekregen hebben is onbekend, maar twee jaar
later, in 1744, kreeg de zaak zijn beslag. Tien mensen, onder wie zes poorters en
vier mannen uit de buurt van Gouda, kregen de doodstraf en werden allen naar het
galgenveld buiten Gouda gevoerd, “...omme met kettingen gehangen te worden’’.
Zeven andere personen werden gegeseld en gebrandmerkt en kregen daarbij nog
als bijkomende straffen óf opsluiting in het tuchthuis, vaak levenslang, óf zij wer
den verbannen.7'
71 Ibidem, 211-214. Zie ook RA-181 f92v-102
72 Groot Plakkaatboek N Pt01In dit plakkaat van 1715 wordt verwezen naar de plakkaten van 1674,
1681, 1689, 1675 en 1709 over de tuindiefstallen in Holland.
73 OA-118 f38, OA-119 f69v en OA-134 f98. In 1794 krijgt Andries Omheyer toestemming voet
angels te leggen, mits dat hij dit op een bordje aangeeft.
74 Groot Plakkaatboek VII f969. Resolutie van de Staaten van Holland, waarbij de magistraat van
Gouda wordt gepermittert om, tot ontdekking der tuindieverije om haar stad, te moogen beloven en
verleenen acte van impuniteit 1742
75 RA-180 H35-162