Het is op het eerste gezicht niet waarschijnlijk dat Gerard Leeu uit de aanzien lijke tak afkomstig was, zoals men soms denkt.10 We moeten er niettemin rekening mee houden dat er toch een familieband bestaan kan hebben tussen de Leeu-tak en de Van Leeuwen-tak; de gegevens zijn vooralsnog niet eenduidig te interpreteren. Zo wordt, aan het eind van de vijftiende eeuw, de schout en latere kastelein consequent Jacob Leeu genoemd.11 Niet duidelijk is, of dit familie is van Jan van Leeuwen en Jacob Jans van Leeuwen, die eerder in de eeuw tot de magistraat behoorden.12 Het is weliswaar met de beschikbare gegevens niet uit te maken of Mr Jan de Leeu (die hierboven in verband met Arthur de Bourbon genoemd wordt) tot hetzelfde geslacht behoorde als Gerard Leeu, maar we mogen het rustig uitsluiten: we hebben hier te maken met Mr Jan de Leeu, die raadsheer was bij de Grote Raad te Mechelen. Met de gegevens die we hebben, kunnen we slechts een zeer gedeeltelijke stamboom van Gerard Leeu samenstellen. Er zijn een paar dingen zeker. Zo staat vast dat zijn vader ook Gerrit heette.13 Ook weten we dat hij een broer had, die Claes genoemd werd.14 Van de vader wordt verder aangenomen dat hij voluit Gerrit Claesz. Leeu heette en in 1439 buiten de Dijkspoort woonde.15 We weten ook dat de vader in 1437-1439, samen met coman Jacob Jansz., rente verschuldigd was op een stuk land buiten de Kleiwegspoort, dat het stuk land bedoeld was om een windmolen op te bouwen en dat het aan de zuidkant begrensd werd door de Bloemendaalse wetering.16 Hieruit wordt wel geconcludeerd dat de vader van Gerard Leeu molenaar was.17 Ik denk dat die conclusie te snel getrokken is: het hebben van rente op een stuk land waar een molen moet komen, wil niet automatisch zeggen dat men ook molenaar is. Daar Gerards vader Gerrit Claesz. heette, moet zijn grootvader Claes geheten hebben. Van deze Claes is ook het een en ander bekend. Hij is waarschijnlijk dezelfde als Claes Leeuwenzoon die rond 1436-39 een perceel buiten de Potterspoort bezat. 27 10 Dit is voor het eerst geopperd door I. Walvis in zijn Beschrijving der stad Gouda, dl. I, Gouda 1714, p. 230. Later is men daar voorzichtiger over: bijvoorbeeld M.E. Kronenberg in Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, vol. 6 (Leiden 1924), col. 918. 11 Onder andere: 1482: SAHM, Archief St. Jan 5, fol. 41r; schout: OA 1157 (stadsrek. 1494), fol. 14r; kastelein: OA 469 (reg. 234: benoeming tot kastelein in 1494), OA 1158 (stadsrek. 1495), fol. 8r, 9v, 29r). 12 Jan van Leeuwen genoemd van 1437 (OA 1125 (stadsrek. 1437), fol. 1 Ir) tot 1478 (OA 931 (reg. 194); Jacob Jans van Leeuwen genoemd van 1473 (Oud-rechterlijk arch. 322, fol. 12v) tot 1490 (Archief St. Jan 1.2 (2e ged.), fol. 16v). 13 Kees Gnirrep, ‘Relaties van Leeu met andere drukkers en met boekverkopers. Verspreide archivalia’, in: Koen Goudriaan e.a. (eds.), Een drukker zoekt publiek Gheraert Leeu te Gouda 1477-1484. Delft 1993 bijdragen Oudheidkundige Kring ‘Die Goude’, 23], p. 193-203, m.n. p. 200. 14 L. van den Branden, ‘Gheraert and Claes Leeu’, in: Quaerendo 4 (1974), p. 70-71 15 SAHM, Weeshuisarch. 3, 2e ged., nr. 68 (reg. 276) en Weeshuisarch. 704. 16 SAHM, Weeshuisarch. 704; Kloosterarch. 105 Cartularium St. Mariaconvent), fol. 40r en Weeshuisarch. 3,2e ged., nr. 68 (reg. 276). 17 Martha Hulshof, ‘Gheraert Leeu, een korte biografie’, in: Gheraert Leeu, meesterprenter ter goude, 1477- 1484. Gouda, Stedelijke Musea, 1992 [Tentoonstellingscatalogus], p. 22.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2003 | | pagina 29