De vader van deze Claes, die op zijn beurt Pieter heette, bezat daar enkele aan elkaar
grenzende percelen. Mogelijk bij de dood van deze Pieter in 1438 zijn die percelen
verdeeld over gezinsleden. Het gaat om vier percelen. Het eerste, meest westelijke, is in
1436 van Pieter Leeu, oostelijk daarvan ligt het perceel dat Claes Pietersz al bezat, het
perceel oostelijk daarvan komt in 1438 aan Alijd, de weduwe van Pieter en het perceel
oostelijk van dat van Alijd komt in 1438 aan Jacob Pietersz. Leeu, ook wel Jonge Jacob
Leeu genoemd.18 Uit het voorkomen van de naam ‘Jonge Jacob’ mogen we wellicht
concluderen dat de vader van Pieter dan [oude] Jacob geheten zal hebben. De enige die
dan in aanmerking komt is een zekere Jacob Leeu, die in 1395 borg stond voor het
poorterschap van Reynier Jansz en in 1414 voor dat van Michiel Ysbertsz.19 Hij blijkt
zelf op de Gouwe te wonen.20 In dat geval is deze (oude) Jacob de stamvader: gegevens
over oudere Leeus heb ik niet kunnen vinden. Overigens is het ook mogelijk dat Pieter
dezelfde is als Pieter Leeu die in 1401 het poorterschap van Gouda verkreeg.21
Claes Leeu, de grootvader van Gerard, was gehuwd met Marritge.22 Aangezien
Claes en Marritge een zoon Gerrit hadden (namelijk de vader van de drukker) die in
1437 al handelingsbekwaam was, moet zij rond 1400 geboren zijn. Als weduwe
verkoopt zij (althans haar voogden) nog in 1493 een huisje op de Conincstraat, de
huidige Raam nr. 310/312.23 Dat zij de gezegende leeftijd van ca. 93 jaar bereikt heeft,
hoeft niet tegen deze voorstelling te pleiten. Volgens mij is dus Marritge Claes
Leeuwenweduwe de grootmoeder van Gerard Leeu en niet zijn schoonzus, zoals wel
geopperd is.24 Maar we mogen niet uitsluiten dat Claes tweemaal gehuwd geweest is en
dat Marritge zijn tweede vrouw was.
Van Gerard Leeu zijn ook adressen bekend. In 1479 huurt hij van Comelis Zuermont
een huis aan de Koestraat, de huidige westzijde van de Markt, op de plaats waar zich nu
nummer 68 bevindt.23 Waarschijnlijk had hij hier zijn drukkerij annex verkooppunt.
Een betere locatie is haast niet mogelijk: daardoor was hij bij elke jaarmarkt verzekerd
van een eersterangs plaats.
29
18 Claes Pietersz Leeu: SAHM, Archief St. Jan 3 (reg. 334 en 431); Archief Leprooshuis 58; Alijd Pieters
Leeuwen weduwe: Archief St. Jan 3 (reg. 334). Jacob Leeu: Arch. St. Jan 3 (reg. 334). Jonge Jacob Leeu:
Kloosterarch. 95 (Cartularium St. Margarethaconvent), fol. 19v.
19 SAHM, OA 288 (1395), fol. 15v en (1414), fol. 48v.
20 SAHM, OA 288, (1409), fol. 42r; Weeshuisarch. 190 (reg. 228).
21 SAHM, OA 288 (1401), fol. 24r.
22 Marritge was dus niet de vrouw van Gerards broer (vgl. Gnirrep, art. cit. (n. 13), p. 199), maar zijn oma!
23 SAHM, Oud-rechterlijk arch. 319/20, fol. 168v. C.J. Matthijs heeft van een groot deel van de Goudse
binnenstad de perceelsgeschiedenis nagegaan. Dankzij dit ‘apparaat Matthijs’ kan men een koppeling maken
van het huidige adres met het vroegere. Het ‘apparaat Matthijs’ berust in handschrift op het Streekarchief
Hollands Midden.
24 Vgl. Gnirrep, art. cit. (n. 13), p. 199-200.
25 SAHM, Oud-rechterlijk arch. 322, fol. 29r en 39v; voor de plaatsbepaling van het pand: Oud-rechterlijk
arch. 319/20, fol. 55r.