53
Gouda had een drietal grote industriële ondernemingen: de Stearine Kaar
senfabriek, de Garenspinnerij en de Plateelbakkerij Zuid-Holland, die in totaal
1.099 werknemers in dienst hadden.Daarnaast waren er in Gouda een aantal
kleinschalige industrieën gevestigd, waaronder vele aardewerkfabrieken en fabrie
ken voor de verwerking van levensmiddelen. Binnen de gemeentegrenzen lagen
enkele veeteelt- en tuinbouwbedrijven.
Een belangrijke economische sector was de handel met het omliggende ge
bied. Ten zuiden van de stad ligt de Krimpenerwaard, evenals het gebied ten noor
den en oosten van de stad een veeteeltgebied. Ten noorden komt naast veeteelt ook
veel tuinbouw voor. De producten uit deze regio’s werden verhandeld in Gouda.
De tuinbouwproducten werden verkocht op de groenteveiling. Op de wekelijkse
markt werd kaas en vee door de boeren aangevoerd. De kaas van de zelfkazende
boeren werd door de Goudse kaashandelaren ingekocht, ter verdere rijping opge
slagen in pakhuizen en als “Goudse kaas” verder verhandeld. Vee werd geslacht in
het regionale slachthuis. De onverwerkte melk werd afgeleverd bij de melkfabrie
ken, ondermeer bij de Coöperatieve zuivelfabriek “De Producent”, waar fabrieks-
kaas werd gemaakt. De landbouwers kwamen niet alleen voor de verkoop van hun
producten naar de stad; zij kochten er ook de benodigdheden voor hun gezin en
hun bedrijf die in de dorpen niet verkrijgbaar waren.
Er was dus een groep inwoners van Gouda - handelaren, personen die werk
zaam waren in de zuivelindustrie en winkeliers - die de beschikking hadden over
voedselvoorraden of relaties onderhielden met personen die over voedsel beschik
ten. Tot deze laatste groep behoorden ook werknemers in de dienstensector en die
genen die in vrije beroepen werkzaam waren. Voor medische zorg was de platte
landsbevolking aangewezen op de Goudse ziekenhuizen en specialisten. Voor het
regelen van wettelijke, zakelijke of administratieve zaken werd gebruik gemaakt
van in Gouda gevestigde instellingen. Leerlingen uit de wijde omgeving bezochten
er de scholen voor voortgezet onderwijs op alle niveaus, van ambachtsschool tot
gymnasium. Het lijkt aannemelijk dat er, gezien de vele zakelijke en vriendschap
pelijke contacten tussen de inwoners van de stad en het platteland, ook familiere
laties bestonden.
De bovengenoemde veeteelt- en tuinbouwgebieden grenzen aan de stad; de
inwoners konden ze per fiets en zelfs lopend binnen korte tijd bereiken. Ten westen
ligt een akkerbouwgebied, ook op bereikbare afstand, maar hier hadden de Gouwe
naars bij hun voedseltochten te maken met concurrentie van de inwoners van Rotter
dam en den Haag. Rond de Reeuwijkse plassen vond tijdens de Tweede Wereldoor
log op bescheiden schaal turfwinning en visserij plaats.
35 Van Dam,e.a. Gouda in de tweede wereldoorlog, p. 30-31