54
De schrijvers en hun dagboeken
De oudste van de dagboekschrijvers, Wiecher van Lingen, werd geboren in 1898
in MeppeL Hij was gehuwd met Titia van Asperen, geboren in 1902 te Huizum
(gemeente Leeuwarderadeel). Zij onderhielden nauw contact met de familieleden
in Friesland en Drenthe. Het gezin telde vier kinderen, van wie de oudste in de
Hongerwinter 17 en de jongste 9 jaar oud was. In 1934 werd Van Lingen benoemd
tot hoofd van de enige openbare MULO te Gouda. Deze functie verschafte hem
een zekere bekendheid en aanzien in de stad. In 1980 schreef hij voor zijn kinderen
en kleinkinderen zijn herinneringen aan het gezin onder de titel “Wiecher en Ti
tia’’. Eén van de hoofdstukken is “Wij en het eten” over hun belevenissen tijdens
de hongerwinter. In dit hoofdstuk is de tekst opgenomen van de brieven in dag
boekvorm die hij en zijn echtgenote schreven aan hun oudste dochter, die vanaf
februari 1945 tot na de bevrijding bij familie in Friesland verbleef.
Cor Prins werd geboren in 1902 te Waddinxveen. Vanaf 1920 woonde hij
in Gouda, waar hij in 1932 huwde met Maria Lens, geboren te Gouda in 1906. Zij
hadden een dochter, die in 1935 werd geboren. Prins had drie zusters. De oudste
woonde in Gouderak en was gehuwd met een brandstoffenhandelaar, de tweede
zuster, gehuwd met een rentenier, woonde in Heemstede en de jongste in Gouda,
zij was de echtgenote van een kaashandelaar. Zijn schoonfamilie woonde in de
stad. Na zijn huwelijk begon Prins een electrotechnisch bedrijf, dat electrische in
stallaties aanlegde en onderhield en waar electrische apparaten werden verkocht en
gerepareerd. Het gebied van zijn klantenkring bestreek naast Gouda ook een deel
van het nabije platteland. Vanaf 1943 hield hij een dagboek bij, waarin hij korte
aantekeningen maakte over het reilen en zeilen van het gezin en de overige fami
lieleden. Dit dagboek beslaat een periode van ruim 10 jaar.
In 1943 begon Jan Gouka, een toen 15-jarige scholier, met zijn dagboek.
Het gezin bestond naast Jan uit vader en moeder, beiden geboren in 1900, en een
zus, geboren in 1929. Zij woonden hun gehele leven in Gouda. In de zomer van
1944 behaalde Jan zijn diploma van de ambachtsschool en ging hij werken als
leerling plateelschilder bij de plateelfabriek Zuid-Holland; zijn zus ging na het
VGLO werken op het belastingkantoor. Zijn vader was sigarensorteerder, maar
was van 1930 tot 1939 werkeloos. Een aan huis gehouden tabakswinkeltje werd de
voornaamste inkomensbron, de bezorging van kranten een bijverdienste. Vanaf
1939 had vader weer werk als sorteerder. Gouka sr. ontkwam in 1940 aan tewerk
stelling in Duitsland dankzij een door de huisarts opgestelde afkeuring op “medi
sche gronden”. Hij werd echter te werk gesteld bij een door de Duitsers opgezet
bedrijf waar vliegtuigonderdelen werden vervaardigd. Na ‘Dolle dinsdag’ had hij
geen werk meer, zijn inkomen bestond uit een kleine vakbondsuitkering. De win
kel was inmiddels gesloten.