Op 12 februari fietst de Beun sr. om zeven uur naar Zevenhuizen om groente te halen. Hij heeft gehoord dat daar spruitjes zijn. Hij is één van de eersten en er worden voor hem 20 kg spruitjes geplukt. Daarna gaat het regenen, de plukkers hou den op en allen die na vader komen moeten worden teleurgesteld. In diezelfde omge ving weet Vader na veel gesoebat bij verschillende boeren nog 50 kg suikerbieten te bemachtigen. Afgeladen en doodmoe komt hij thuis. Maar ook heel tevreden. Voor lopig aan groenten geen gebrek. Van Lingen leert op zijn tochten de wijde omtrek van Gouda kennen. Bij een boer in Moerkapelle, wiens dochter een leerlinge van zijn school is, zit hij geduldig te wachten terwijl het gezin het middagmaal verorbert, omdat zoon Koos mee mag eten en zij na afloop een zakje bonen of erwten, eens zelfs een stukje vlees, meekrij gen. ‘s Avonds tegen melktijd gaan hij en zijn dochter Tjalda naar Stolwijk en het Beierse om te trachten een paar flessen melk te krijgen. De flesjes melk hangt hij aan touwtjes, één links en één rechts achter in zijn broek. Kaasjes van twee a drie pond vervoert hij in een daarvoor gemaakte zak, die met een band om de hals onder zijn kleren op zijn buik hangt. Bij een boerin in het Beierse krijgt Tjalda geen half flesje melk; de boerin zegt: “Jij krijgt niet, want je hebt een broek aan. In de polder bij Gouderak haalt hij bij een visser wel eens een snoek. Op 7 maart schrijft Wiecher: “Eergisteren ben ik naar het Beierse geweest. Ik kreeg bij twee boeren twee flessen melk. Ik heb geen verdere pogingen gedaan, want ik hoorde dat de boeren in het Beierse een vergadering hebben gehouden, waar ze besloten hebben geen melk meer aan de deur te verkopen. Wiecher van Lingen heeft geen prettige herinneringen aan de tochten. Voor hem was het gebedel en watje moest doen om de vriendschap van de boer of boerin te verwerven erg vernederend. “Bij een boer in Haastrecht ging ik met hem naar zijn koeien kijken, waar ik niet het minste verstand van had, of naar zijn boom gaard waar ik hielp plukken, of ik zat een paar uur met hem te dammen en liet hem op tijd winnen. De families Prins en Van Lingen beschikten gedurende de hele periode over fietsen voor hun tochten, die veelvuldig werden gerepareerd. Op 26 maart schrijft Van Lingen: “Gisteren ben ik weer de hele dag met de fietsen bezig geweest, en nu ben ik zover, dat ook moeders fiets weer berijdbaar is. In maart worden in Gouda op grote schaal fietsen gevorderd. Prins legt de fiets van zijn vrouw op het platte dak van zijn huis en demonteert zijn fiets. Van Lingen wordt aangehouden, maar weet met een grote mond en in het Duits de Feldwebel te overbluffen en krijgt een Aus- weis voor zijn fiets, omdat hij Unterricht in der Deutschen Sprache geeft. Van familieleden, buren en vrienden wordt voedsel ontvangen of geruild, buitenkansjes worden gedeeld en degenen die weinig hebben worden geholpen. Elke zondag worden de bejaarde ouders van Marie Prins bezocht en zij krijgen dan een prakje warm eten. Op 4 november is er feest; het 12‘/2-jarig huwelijk wordt gevierd. 60

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2003 | | pagina 18