Mi
63
on
Mensen met een pannetje voor de deur van een Rode Kruisdistributiepost van vis in
een winkel aan de Wijdstraat, in het kader van de voedselvoorziening mei/juni 1945.
Gouda, SAHM, stamnr. 20329.
De honger en het eten beheersten de gedachten van de schrijvers. Jan Gouka
schrijft daarover op 19 december. “Het is eigenlijk gek, hoe meer honger je hebt, zo
veel te meer ga je aan iets lekkers denken. Het is soms vreselijk, hoewel wij toch nog
gelukkig zijn, want we hebben nog aardappelen en een klein beetje tarwe. Maar je
kan soms zo erg verlangen naar een boterham met worst of naar een stukje chocola
of een stroopwafel. Als je terugdenkt aan vorig jaar dan sta je versteld hoe goed je
het toen nog had. Titia van Lingen schrijft op 6 maart: “Het is te hopen dat het niet
lang meer duurt, anders gaan we er nog aan. We zullen trachten geduld te hebben.
Bijna vijf jaar hebben we gewacht, we zullen het ook deze laatste dagen, weken
desnoods, nog uithouden. Maar als op 4 mei de voedselaanvoer op gang komt
schrijft haar man; ...maar wij hadden liever de vrijheid! Het duurt allemaal zo ver
schrikkelijk lang!" En zijn wens wordt diezelfde avond vervuld. Op 5 mei schrijft
Jan Gouka: “Goddank, eindelijk is de oorlog afgelopen. We gingen de stad in, alles
lachte, alles was blij. Iemand zei: ‘Het is net of ik nu geen honger meer voel ook’. En
ik geloof wel dat hij gelijk had, want je had geen tijd om daar nog aan te denken.
si wi
J-rf
1
■w- -
w
'"-I