71
Vanaf mei werden achtereenvolgens enkele ‘jaarklassen’ opgeroepen om zich te
komen melden. Uiteindelijk zijn alleen de jaarklassen 1922, 1923 en 1924 in juni
daadwerkelijk opgeroepen voor uitzending naar Duitsland. Zij kregen in beginsel
geen vrijstelling, terwijl de andere mannen een voorlopige vrijstelling kregen. Al
leen al voor de gemeente Gouda kwamen ruim 1000 jonge mannen voor uitzending
in aanmerking. Nemen we aan, dat Gouda niet veel afweek van de rest van Neder
land, dan heeft uiteindelijk de helft hiervan daadwerkelijk risico gelopen. Velen
doken onder.4
Zoals bij iedere regeling waren er ook hier uitzonderingen. Behalve de militairen,
die reeds werden weggevoerd, hoefde personeel in overheidsdienst, van de spoor
wegen en PTT zich niet te melden. Hun werkgever regelde de vrijstelling. Om de
belangen van de oorlogsvoering niet te schaden, waren werknemers van bedrijven
die voor de Wehrmacht werkten vrijgesteld, evenals degenen die werkzaam waren
in de landbouw of de voedselvoorzieningsbedrijven. Zij moesten zich weliswaar
melden, maar op vertoon van een werkgeversverklaring (vaak ‘Bescheinigung’ of
‘Ausweis’ genaamd) kregen zij direct vrijstelling. Ook leden van de NSB, SS en
aanverwante organisaties waren vrijgesteld, evenals veel scholieren.3 De beslissing
tot vrijstelling werd genomen door de Fachberater, een op het Gewestelijk
Arbeidsbureau geplaatste ambtenaar van het Duitse bestuur, belast met de ar
beidsinzet.
Hoewel de gegevens spaarzaam zijn, kunnen we aannemen, dat ook in Gouda
sommige direkt betrokken ambtenaren van het GAB bereid waren alle mogelijke
legale methoden oneigenlijk te benutten om uitzending te voorkomen. Een groot
probleem ontstond echter door de introductie van de bruine Ausweis in juni 1943.
Voor iedereen uit de bedreigde jaarklassen die was vrijgesteld schreef het GAB
zo’n Ausweis uit, maar de administratie werd scherp bewaakt. Ze waren genum
merd en de uitgifte werd nauwkeurig in een register bijgehouden. Sommige amb
tenaren knoeiden wel door bijvoorbeeld illegaal te verlengen, maar dat was niet
zonder risico.
3 SAHM, collectie oorlogsdocumentatie inv.nr. 30 is een werkgeversverklaring voor een werknemer
van een zgn. ‘Sperrbetrieb’, dat door de Wehrmacht werd beschermd. Daardoor kon de werknemer in
feite niet voor de arbeidsinzet worden aangewezen. Waarom was het bedrijf, de ‘Plateelbakkerij Zuid-
Holland’, eigenlijk zo van belang?
4 Eigen berekening op basis van het inwoneraantal, het aantal geboorten in de betreffende jaren en
vergelijking met andere gemeenten. Sijes, a.w. (zie noot 2), p. 291, schat dat ongeveer de helft van
iedere jaarklasse niet in aanmerking kwam wegens vrijstelling, afkeuring en uitstel.