Nieuwerkerkse landbouworganisaties in W.O. II
Adri den Boer
Nederlandsche Landstand
78
De Nederlandsche Landstand als nieuwe organisatie van nationaal-socialistische
makelij wordt na de bezetting in de literatuur een ‘Blut-und-Bodenorganisatie’ ge
noemd.3 Ook de organisatie met ‘leiders’ is conform het ‘Führerprinzip’. In 1936
sprak de Gereformeerde Kerk al uit dat de beginselen van de NSB streden met de
belijdenis vanwege “onschriftuurlijke dwalingen als het leidersbeginsel”.4
Inleiding
Landbouw in brede zin was tot ver in de twintigste eeuw een belangrijke bestaans-
bron in Nieuwerkerk a/d IJssel. In 1930 en 1947 vond respectievelijk 42,7 en
35,1% van de beroepsbevolking er werk in.1 Het georganiseerde deel van de zelf
standige boeren en tuinders was lid van afdelingen van de Hollandsche Maat
schappij van Landbouw, de Christelijke Boeren- en Tuindersbond of de (RK)
Land- en Tuinbouwbond. Dat recent het archief van de afdeling Nieuwerkerk a/d
IJssel van de Christelijke Boeren- en Tuindersbond (CBTB) door de Streekar
chiefdienst is verkregen, is mede aanleiding voor een eerste onderzoek naar de lo
kale organisatie van het ‘groene frontdaar in de Tweede Wereldoorlog.
Op 22 oktober 1941 verscheen de verordening van Rijkscommissaris Seyss-
Inquart, die de Nederlandsche Landstand in het leven riep. Alle boeren, tuinders,
vissers en hun gezinnen werden geacht er automatisch lid van te zijn. E.J. Roskam
werd de ‘Boerenleider’. Onder andere de CBTB werd bij besluit van 25 november
1941 van de ‘Commissaris voor de niet-commercieële vereenigingen en stichtin
gen’ ontbonden verklaard en ingelijfd bij de Nederlandsche Landstand. Nagenoeg
alle besturen legden het werk neer.2
1 Sociaal-economisch rapport Nieuwerkerk a/d IJssel, Economisch-Technologisch Instituut voor
Zuid-Holland, 1953
2 L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 5, Den Haag 1974,
p. 393; R.E. van der Woude, Op goede gronden. Geschiedenis van de CBTB (1918-1995), Hilversum
2001, p. 198
3 L. de Jong, De Bezetting 3, Amsterdam 1964, p.70
4 L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 4, Den Haag 1972,
p. 715