Het alternatieve circuit; wit, zwart en grijs In deze strijd beschikte niet ieder gezin over gelijke wapens. Deze waren afhanke lijk van een aantal factoren; van de psychische en fysieke kracht van de gezins leden, de welstand en de economische en sociale positie. De gezondheidstoestand, de gezinsgrootte en leeftijdsopbouw, het bezit van voedselvoorraden, geld of ruil waar, goede transportmiddelen, het beroep, relaties met personen die uit hoofde van hun werkkring over voedselvoorraden beschikten en een deel ervan wisten te “organiseren” (het op vroeger ongeoorloofde manier verkrijgen), het profiteren van kennissen en familie op het platteland en contacten met organisaties tot hulpverle ning bepaalden in hoeverre men de strijd om het bestaan kon volhouden. Ook speelde de geografische ligging ten opzichte van voedselgebieden een rol.12 In veel gezinnen was men niet in staat voldoende extra voedsel aan te schaffen. Er was geen geld om in de stad buiten de bon om te kopen en het was niet mogelijk tochten naar het platteland te ondernemen. Maar of men nu te weinig voedsel kreeg of zich extra moeite moest getroosten om voldoende voedsel te ver krijgen, de voeding werd een centraal probleem. Hierdoor ontstond een soort ge- zinsegoïsme, een sterk op het eigen gezin gericht zijn.13 Wel moest het zelf helpen binnen zekere perken blijven. Ging dit direct ten koste van andere voor zich zelf zorgende gezinnen, dan werd de toen geldende norm overschreden.14 Kon een bedrijf dat niet betalen, dan kreeg het subsidie. Veel bedrijven wilden hun arbeiders in dienst houden, om na afloop van de oorlog de productie weer snel te kunnen hervatten. Bedrijven probeerden hun werknemers te ondersteunen door de verstrekking van extra voeding en het beschikbaar stellen van bedrijfstuinen.9 Het Interkerkelijk Bureau organiseerde noodvoedselvoorziening voor kin deren en ouderen via de centrale keuken en regelde kinderuitzending naar het oos ten en noorden van het land. De Rooms-Katholieke en Protestantse kerken zamel den voedsel in ter ondersteuning van hun behoeftige lidmaten. Rode Kruis organisaties zonden graan, peulvruchten en medicijnen.10 Maar dit alles was lang niet voldoende om de nood te lenigen. Wat in de eerste jaren min of meer een sport was geweest: de boer op om aanvullend voedsel te halen, werd daarna een bittere noodzaak en liep in de hongerwinter uit op een harde strijd om het bestaan.11 48 9 Klemann, ‘Belangrijke gebeurtenissen vonden niet plaats’, p. 529-530 Trienekens, Voedsel en honger in oorlogstijd, p. 76-77 11 Van Lingen, Wiecher en Titia, p. 136 12 Kruijer, Hongertochten, p. 125-126 13 Ibidem, p. 44-46 14 Kruijer, Hongertochten, p. 109

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2003 | | pagina 6