J| 5 K» r>- #5 4' I Bij de borstelmaker. Fotocoll. SAHM 109 De kerkrekeningen zijn volgens een vast patroon opgezet, te beginnen met een naamsregistratie van wie er in de kerk werd begraven en hoeveel er voor het klok luiden werd betaald. Dat laatste zegt iets over de maatschappelijke status van de overledene. De inkomsten die de kerk ontving uit het begraven in en rond de kerk behoorden eeuwenlang tot de voornaamste bron van inkomsten. Het recht tot be graven was de kerkmeesters op 14 oktober 1482 officieel vergund, de verkoop van graven werd vastgelegd in omvangrijke grafboeken. Er waren twee doodgravers in vaste dienst, van wie er één in 1579 drie gul den verdiende met ‘7/4 dag wercken de jongen die hem hielp kreeg voor dezelfde tijdsduur 1 gulden en 5 groten. Wie dit beroep uitoefende moest niet kieskeurig zijn wat zijn werkzaamheden betreft: ‘Gegeven de graeffmaker van dat hij sommi ge dooden opgegraven heeft op kerckhoff', waarna Arien de stadwercker aan de slag ging ‘om de boomen te setten De steenhouwer ontving per dag 16 stuivers, Wouter Crabeth voor het on derhoud aan de glazen 1 gulden en 2 stuivers 22 stuivers) per voet. Reparaties aan de kerk, de glazen en orgels kunnen vrij nauwkeurig gedurende enkele eeuwen worden gevolgd. Kruiwagens waren onmisbaar; in 1581 kreeg ‘Andries de wiel- maker’ opdracht een nieuwe te maken en een oud exemplaar te repareren, waar hij een nieuw wiel aan zette. Kosten: 2 gulden en 1 stuiver. Ningeken uit de ‘Zeven- sterre’ bleek een goed gesorteerde zaak te runnen, want bij haar kocht men regel matig kaarsen en andere benodigdheden. Haar rekeningen laten bedragen zien tussen de 6 en 12 gulden. Bij het afbre ken van steigers werd het overbodige hout verkocht. De ‘helleman’ of‘roeper’ maakte met een slag op zijn bekken de verkoop aan de burgers bekend en ont ving voor zo’n ‘roep’ 4 stuivers. De kerk onderging jaarlijks een grote schoonmaakbeurt, indien nodig werden alle muren keurig gewit. Daar voor leverde de borstelmaker, geves tigd op Hoogstraat 9-11, twee ‘witstoc- ken’, twee grote witkwasten en een ‘raeghbol’ en ‘77 ton kalcx min een kindeken (vaatje)’ Om de hoge delen te kunnen bereiken stond men in een mand: ‘betaelt Gerrit Jacobsz mande- maker voor een mande daer men in staen sal om de kerck te witten

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2003 | | pagina 23