r i i 1 r* k f 3 -i De hondenslager, fragment uit een paneel met een onbekende kerk, Daniël de Blieck, 17e eeuw Ê.J Het kostersechtpaar ontving in 1584 een extraatje: ‘de koster en zijn wij ff ge geven voor kermisgelt 9 stuivers De vrouw verrichtte diverse werkzaamheden, zo als het wassen van het tafellinnen voor het Heilig Avondmaal en het schuren van tin nen kannen, bekers en schalen. Ook de echtgenoten van kerkbedienden staken zo nodig de handen uit de mouwen, al verdienden ze minder. Joost de hondeslager kreeg 14/2 stuiver ‘om steenen in de loots te kruien', die er door zijn vrouw worden opgestapelt’, zijn vrouw nam met 5 stuivers genoegen. Het moet een flinke klus zijn geweest, want Marieken Aelberts leverde toen 10.000 stenen voor 50 stuivers per 1000 stuks. De hondeslager was overigens een onmisbare figuur. Hij joeg niet alleen loslopende honden uit de kerk, maar moest ook ‘het geraas van jongens tegen gaan’. Verder verrichtte hij de meest uiteenlopende karweitjes in en buiten het kerkgebouw. In 1573 mocht hij een mantel laten maken, waarvoor drie ei grijs la ken en evenzoveel zwarte voering werd gekocht voor 9 gulden en 12 stuivers. Hij kreeg ook een zweep. Zijn salaris bedroeg evenals dat van de ‘orgelblaser’ 8, later 10 stuivers per week.3 De overige kerkbedienden zoals de timmerman, metselaar en leidekker verdienden al naar hun vakbekwaamheid 3 tot 7 gulden per week, een salaris dat zeer lange tijd nagenoeg onveranderd bleef. 3 De functie van hondenslager of‘cipier’ werd in 1810 om financiële redenen opgeheven .1 ^s***^T< 110

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2003 | | pagina 24