Ridder
Fransch
De stad Gouda bezat van 1666-1848 de ambachtsheerlijkheid Nieuwerkerk en dus
het patronaat van de kerk". Op 29 mei 1780 meldt zodoende Nieuwerkerks subsi-
tuut-schout Van Cappellen aan het stadsbestuur dat ds Kuipers is beroepen door
Axel en dat “tot groote smert van zijn Eerw. gemeente, die niets vuuriger wen-
schte" dan dat hij bleef. De heren vragen Van Cappellen om ds Kuipers te melden
dat men wilde dat hij, vanwege zijn talenten en stichtelijke handel en wandel, van
dat beroep af zou zien. Op 8 juni 1780 rapporteert Van Cappellen met succes dat
ds Kuipers bedankt. De predikant verzocht Van Cappellen om uit zijn naam dank
te betuigen voor de tekenen van gunst en goedkeuring van de zijde van de burge
meesters. Op hun beurt ‘approbeerden’ die de verrichtingen van de substituut-
schout en gaven hem te kennen van hun uiterste genoegen dat de predikant van het
beroep afzag.3
Dan verschijnt in hetzelfde jaar
1780 te Utrecht bij Henricus
van Otterloo: “Reis naar de Le
gerplaats van den Grooten
Emir, en Beschrijving van de
Zeeden en Gewoonten, der
Woestyn-bewoonende Arabie
ren. Door den
d’Arvieux. Uit het
vertaald en met aanteekeningen
vermeerderd door G. Kuipers,
Predikant te Nieuwerkerk aan
den Yssel”. Twee pagina’s in
zijn boek kost de opdracht aan
de Goudse burgemeesters Van
der Burch, De Moor, Van Eyck
en Prins.
113
UTBÏ 0HT,
Bij HENRICÜS VAN O T TKHLOC.
MDCCLXXX.
Titelpagina van het boek van
ds Gerardus Kuipers, 1780
2 J.E.J. Geselschap, Inventaris van het Oud-archief van Gouda, Gouda 1965, p. 153 e.v.; A.M. den
Boer en S.N. den Boer-Snoei, Met veel volcx in vreugt. Grepen uit de geschiedenis van de dorpskerk
van Nieuwerkerk a/d IJssel, Nieuwerkerk a/d IJssel, 1973, p. 26 e.v.
3 SAHM, O.A. Gouda, inv. nr. 130, f 39r/41
REI8uaardeI,EGEIinxAATS ran den GROCTEN EMIR,
en Beschrijving,van de Zeeden en Gewoonten, der
WOESTT5 "BEWONENDE ARABIEREN. Door den
JUDDER D'AMVIEUX. Uit liet Franach vertaald en
•net aanteekeningen vermeerderd door G.KUIPERS,
Predikant te Nieuwerlcerle aan den YS S E L