95
De meest voorkomende ziekten bij militairen ten tijde van Napoléon en
hun omschrijving.
De diagnostiek (d.w.z. het vaststellen van een ziekte op basis van bepaalde ken
tekenen) stond ten tijde van de Franse Keizer nog maar in de kinderschoenen en
muntte niet uit door een juist inzicht. Pasteur en Koch waren nog niet geboren en
van bacteriologie (leer der bacteriën; naar hun vorm onderscheiden in coccen, spi-
rillen en bacillen) was nog geen sprake. Men kwam doorgaans niet veel verder dan
het beschrijven van de symptomen die de patiënt vertoonde. Daardoor kwamen er
bijvoorbeeld ontelbaar veel soorten koorts voor. De militair stierf derhalve aan
“koorts”.
Sedert midden 1600 had men een middel tegen koorts, bestaande uit de fijn
gemalen bast van de Cinchonaboom (cortex Peruviana) uit Peru. Het koortsver
drijvend middel stond eind 1600, begin 1700 bekend als “pulvis Jesuiticus” (Je
zuïetenpoeder). De Jezuïeten gebruikten dit middel als overtuigingsmiddel in hun
pogingen heidenen te bekeren.
Hoe ons land in latere eeuwen het monopolie verwierf op het gebied van de
productie van het koortswerende middel kinine, kunt u het beste zelf eens nalezen.4
Dan was er - wat ons land betreft - nog een andere categorie kinderen. Koning
Lodewijk Napoléon gaf destijds opdracht alle weeskinderen, te vondeling ge
legde kinderen of kinderen die door de ouders in de steek waren gelaten (omdat
zij geen middelen hadden hun kind te voeden, etc) van het mannelijk geslacht
onder te brengen in het Korps Pupillen (vanaf 7 jaar) of in het Korps Veliten
(vanaf 14 jaar). Napoléon eiste deze kinderen in 1810 op en bracht ze onder in
een nieuw op te richten korps: het Regiment Pupillen van de Keizerlijke Garde.
De kinderen liepen vanuit Nederland naar Parijs en stonden daar model voor de
nog op te richten eenheden. Vanaf 11 september 1811 moesten ook de andere
bezette landen - en Frankrijk zelf - deze kinderen leveren, om te worden opge
nomen in genoemd regiment of te worden geplaatst aan boord van marine
schepen. Velen kwamen op (zeer) jeugdige leeftijd en op miserabele wijze aan
hun einde.
leerling-arbeiders c.q. arbeiders, met name in de artillerie-eenheden. Een
methode die door Napoléon was bedacht in 1804. Zij werden de vervangers van
de arbeiders, die tot dat moment werden gedwongen gedurende bepaalde tijd
(bijvoorbeeld voor de duur van de veldtocht) militaire diensten te verrichten.
4 T.J. Bezemer, Beknopte Encyclopaedic van Nederlandsch-Indië, Den Haag, 1921, de trefwoorden
kina, Ledger en Hasskarl