s 22 Het roomse hofje met de molen"Dt Rode Leeuw ca 1910 Nadat mijn moeder had uitgelegd wat er aan de hand was en nadat juf frouw Welij, zittend in een oude leunstoel hoofdschuddend ‘zo, zo,’ gezegd had, pakte ze mijn zere pols beet, begon iets te prevelen wat ik totaal niet kon verstaan en maakte er tenslotte twee kleine kruistekentjes over. Daarna zei ze tegen mijn moeder, dat ze twee centen in het offerblok in de kerk moest gooien. Ik vond het, eenmaal thuis, maar een vreemd gebeuren wat ik in het huisje van juffrouw Welij had meegemaakt. Eigenlijk had ik verwacht dat juffrouw Welij een soort door haar zelf bereide wonderzalf op mijn pols gesmeerd zou hebben, maar dat was helemaal niet gebeurd. Eigenlijk had ik toen geen zin om daar verder nog over te denken en ik had ook geen zin om weer de straat op te gaan. Ik pakte een boek dat ik voor mijn verjaardag had gekregen, waar een spannend verhaal in stond over twee kinderen die in een ver en vreemd land op weg naar huis door een sneeuw storm werden overvallen en verdwaalden. Thuisgekomen vond mijn moeder, na mijn zere pols te hebben geïnspec teerd, hoewel ik kreunde van de pijn als deze bewogen werd, het niet nodig om de dokter erbij te halen. ‘Maar kom mee’, zei ze, ‘we gaan naar juffrouw Welij’. Nu kende ik juffrouw Welij wel, want ze was mijn baker (een huidige kraamverpleeg ster zonder diploma) geweest, toen ik geboren was. Ik kwam haar nog wel eens op straat tegen als ze boodschappen ging doen, want ze woonde in het Roomse Hoije achter in de Nobelstraat, vlakbij de molen “De Rode Leeuw” op de Vest. Het oude vrouwtje knikte me altijd vriendelijk toe als ze me zag. Waaróm begreep ik niet, maar dat werd me later thuis uitgelegd. In haar huisje was ik echter nog nooit ge weest. Ik vond het maar erg klein en donker toen ik het voor het eerst zag, maar ik had al wel gehoord dat die hofjeshuisjes maar een kwartje in de maand huur deden. Een paleis had je daar in ieder geval niet voor. ‘Mg

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2004 | | pagina 24