Kruisbeelden en rozenkransen In september 1646 signaleerden enige leden van de kerkenraad, dat er op sommige plaatsen in de stad een openlijke handel was in kruisbeelden, rozenkransen en ‘andere pauschelijcke en superstitieuze3 instrumenten, tot groot scandael en spot onser religie Bij nader onderzoek bleek tot hun ontzetting dat zelfs de eigen lid maten ‘crucifixen en paternosters’ verkochten. Zij werden ernstig vermaand ‘tot nalaeten van sulcke coopmanschap De handel in genoemde koopwaar was kenne lijk winstgevend, want in januari 1647 werd het verbod nog eens aangescherpt. Priester en duiveluitdrijver Eén van de Goudse rooms-katholieke geestelijken was de seculiere priester Cor- nelis de Jager. Hij was zeer actief, onder meer door de mensen er steeds weer op te wijzen dat zij, die niet volgens het rooms-katholieke ritueel waren getrouwd, in overspel leefden. Bovendien had hij zich een zekere reputatie opgebouwd als duiveluitdrijver. In 1650 vroeg een lidmaat van de kerk, Filips Woutersz, die aan de Winter dijk woonde, de kerkenraad om financiële steun, daar hij met zijn gezin in grote moeilijkheden verkeerde. De uit Frankrijk afkomstige man was getrouwd met een rooms-katholieke vrouw, die plichtsgetrouw bij De Jager te biecht ging. Haar man liet haar wat dit betreft kennelijk geheel vrij. Toen de priester eens vroeg waar haar huwelijk was ingezegend, antwoordde zij: ‘bij de gereformeerden’. Waarop De Jager haar trachtte te overtuigen van de ongeldigheid van haar huwelijk en het feit dat haar kinderen tengevolge daarvan ‘hoerenkinderen’ waren. Hij weigerde haar de absolutie4 te geven, tenzij het echtpaar voor een priester zou (her)trouwen en zij haar man overhaalde om rooms-katholiek te worden. Zij mochten de kinderen niet meer leren lezen, handwerken of in de kost hebben, op een boete van drie gulden per leerling. Het kwam echter niet tot handhaving van die maatregel, want drie jaar later vroeg de kerkenraad opnieuw aan het stadsbestuur om de school te sluiten. Groot was de zorg en teleurstelling, toen bleek dat zelfs kinderen van gereformeerde ouders de klopscholen bezochten. Dat het stadsbestuur deze illegale vorm van onderwijs oogluikend toestond, blijkt uit een aantekening in de kerkenraadsnotulen van 27 juni 1726: ‘Is bekendgemaakt dat juffrouw Bos, een van de kloppen die al vele jaren van de burgemeesters toestemming heeft om school te houden, is overleden’. Vanaf die tijd wordt er weinig of geen melding meer gemaakt van klopjes-activiteiten. 3 Superstitieus: bijgelovig 4 Absolutie: vergeving van zonden (na de biecht) 29

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2004 | | pagina 31