De restauratie door Maximiliaan de Angelis en zonen Het is onjuist om te denken dat de aandacht van de kerkmeesters enkel op de Gla zen was gericht. Als enige grote parochiekerk van Gouda is zij ook statussymbool en ‘visitekaartje’ van de stadsregering. Om het reguliere (en kostbare) onderhoud van het gebouw te kunnen bekostigen heeft het stadsbestuur vanaf de middeleeu wen veel lucratieve privileges aan het kerkbestuur geschonken. In de eerste decen nia van de zeventiende eeuw worden de verouderde preekstoel en het doophek vervangen. Het bestaande koorhek krijgt een kostbare bekroning met fraai hout snijwerk, naar ontwerp van de stadsbeeldhouwer Gregorius Cool, als omlijsting voor vier tekstborden. Van 1732 tot 1736 bouwt Jacob Franpois Moreau een mo numentaal orgel en tussen 1761 en 1763 wordt het gewelf van de kerk voor 9.800 gulden met hout beschoten en naar de toen heersende smaak lichtgroen geverfd.37 Hoewel Joris Loover tot 1740 zijn taak vlijtig vervult, gaat het kerkbestuur tóch op zoek naar een meer professionele restaurator. Dat blijkt geen eenvoudige opgave, want het aloude ambacht van glazenier is in de vergetelheid geraakt. In de achttiende eeuw worden onder invloed van de Verlichting en nieuwe bouwstijlen blank glas en een wit-gestuct interieur als ideaalbeeld gezien. In plaats van deze trend te volgen spaart het bestuur van de Sint-Janskerk kosten noch moeite om de glazen te conserveren. In 1741 en nog eens in 1743 wordt de glazenier Maximi liaan Emanuel de Angelis te Brussel uitgenodigd naar Gouda te komen om de Gla zen te inspecteren.38 In september 1718 woedt er zó’n hevig noodweer, dat vier kerkbedienden een kleine week nodig hebben om het gebroken glas op te ruimen. De glazenier Pieter Loover verdient ƒ263.8.0 aan het bakken en schilderen van al de de fecten door de harde stormwind veroorzaakt’}5 In totaal repareert hij 439 voeten glas, de twee glazenmakers ontvangen ƒ210.15.0.36 Joris Loover, die in 1721 zijn vader opvolgt als conservator van de glazen, verricht slechts kleinschalige repara ties; de financiële toestand is dan verre van rooskleurig. Zo kruipt langzaam het achterstallig onderhoud in de gebrandschilderde Glazen; tegen de tweede helft van de achttiende eeuw zal blijken welke rampzalige gevolgen dit heeft. 54 35 Ibidem, 383 (1718), fol. 58 36 Ibidem, 383 (1718), fol. 58v 37 Van Dolder-de Wit. De St.-Janskerk te Gouda. Mensen en monumenten in een oude stadskerk. Gouda, (1993) 38 Van Dolder-de Wit, Een unieke restauratie van de Goudse Glazen in een tijd van verval (1736- 1766). In de Stad van Die Goude, twee-en-twintigste verzameling bijdragen van de Oudheidkundige Kring ‘Die Goude’. Delft 1992, pp. 292-307

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2004 | | pagina 12