55 Op 7 april 1749 kondigt De Angelis eindelijk zijn komst naar Gouda aan en begint één van de meest ingrijpende restauraties aan de kerkglazen, waarvan de brieven van De Angelis nagenoeg compleet bewaard zijn gebleven. De kerkmeesters zijn overdonderd door de stroomversnelling waarin het werk terecht is gekomen, zij zoeken ijverig naar middelen om de rekeningen van De Angelis te kunnen betalen. Vanaf 6 oktober 1749 gaat de kerk op slot en iedere bezoeker is voortaan verplicht drie stuivers entreegeld te betalen. De opbrengst komt ten goede aan het onder houd van de glazen. Eén-achtste deel ervan is bestemd voor de koster, die heeft er tenslotte extra werk bij gekregen met het openen en sluiten van de kerkdeuren. Wanneer de geldbus in december 1750 wordt geleegd blijkt dat in dat jaar circa 2.913 personen de kerk hebben bezocht. Om vaart achter het werk te zetten verblijft De Angelis tweemaal voor een langere periode in Gouda. In 1750 geeft hij te kennen dat hij enkele familieleden mee wil brengen, zijn zoon Petrus Josephus om hem te assisteren en zijn moeder om voor beiden te zorgen. Hij verzoekt de kerkmeesters uit te zien naar een ge schikt huis, want ‘de moeder wilt in geen herberge gaen en ‘t sonde oock niet staenVoorts vraagt hij of er alvast leem besteld kan worden voor het maken van een oven en een voorraadje hout en kolen. Gezien de vele keuren met betrekking tot de brandpreventie uit die tijd is het verwonderlijk dat in een particulier huis een glasoven is toegestaan. Dat er controle op was, blijkt uit een aantekening uit 1619: De Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) verhindert hem echter op reis te gaan: hij is door de Staten van Brabant aangewezen om de Hollandse troepen van voedsel en brandstof te voorzien. Hij hoopt desondanks dat de kerkmeesters vertrouwen zullen hebben in zijn vakmanschap en de duurzaamheid van zijn werk, ‘hetwelck duijsent jaer hiernaer sal soo fraij sijn als het eerste ’,39 Nu men een goe de restaurator heeft gevonden, willen de kerkmeesters De Angelis niet loslaten en zij besluiten tot een riskante onderneming: de glaspanelen die het meest aan restau ratie toe zijn worden per schip naar Brussel gezonden, vergezeld van de tekenin gen. Het gevaar dat het glas bij deze transporten verloren gaat is niet denkbeeldig, wat blijkt uit een brief van De Angelis van 13 december 1746. Hij schrijft: ‘Mijn Heer, Alsoo het gelas mij toegesonden lanck is op de reijs geweest, redenen dat den schipper die se gelaeden hadt, te Brussel zijn vracht is comen lossen sonder mij de gelasen te adresseren [bezorgen], weder is mede wegh gevaeren ende op sijn wedercoomste my de gelaesen heeft geadresseert'Wat had er in die tussentijd niet kunnen gebeuren! 39 AHGG, NKA, KM 207 (1743-1766): Deze en volgende citaten zijn uit de ‘Correspondentie van de glasschilder M.E. de Angelis uit Brussel, inzake de restauratie der glazen 1743-1766’

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2004 | | pagina 13