Nieuwe ‘restaurateurs’ dienen zich aan. 59 Ondanks dat het moeilijk blijft om deskundige glazeniers te vinden, verslapt de aandacht van de kerkmeesters niet,55 Op 29 juni 1790 maakt één van hen de ver gadering attent op de kunstenaar Troost van Groenendoelen te Amsterdam, een schilder ‘die beweert ook de kunst van het glasschilderen machtig te zijn Hij woont aan de Overtoomse weg in het huis ‘de Drie Bramen’. Daar leidt hij een fabriekje waar behangsels worden vervaardigd, beschilderd met landschappen, ornamenten en bloemen, maar ook geschilderd vloerzeil, bedrukte zijden stoffen en goudleer. Hij wordt uitgenodigd om de glazen te bekijken en schrijft daarna dat hij zich weliswaar nooit met glasschilderen heeft bezig gehouden, maar hij durft het met ‘de voorschriften van deskundigen’ wel aan. Zijn brief zaait grote twijfel bij de kerkmeesters en nadat hem zijn reiskosten zijn vergoed is men weer terug bij af.56 Op 8 augustus 1791 meldt zich ene Demmenie bij de kerkmeesters en toont hun als proefstuk een glas-in-lood afbeelding van het Goudse stadswapen. Bij het opstellen van zijn voorwaarden gaat hij buitengewoon creatief te werk: in zijn brief van 4 januari 1792 schrijft hij tevreden te zijn met 700 gulden per jaar ‘tot het einde van zijn leven toe’. Hijzelf neemt alle materiaalkosten voor zijn reke ning ‘of ovens om mede glas te bakken de kerkmeesters verplichten zich dan tot het betalen van 40 turven per dag, het benodigde brandhout en kolen en voor de tijd van twee jaar een assistent. Tenslotte zal hij graag, als zijn werk is voltooid, ‘naer vreemde Landen of elders reyzen tot verder perfectie van zijn kunst’, waarbij hij zich verbindt om eens in de zes jaar terug te komen. Mocht het tij dens zijn afwezigheid nodig zijn dat er reparaties aan de Glazen worden verricht, dan zal hij daarvoor graag naar Holland komen, mits het kerkbestuur de kosten van zijn terugreis betaalt... Men weet met zijn voorstel kennelijk geen raad en omdat de jaarlijkse be noeming van nieuwe kerkmeesters voor de deur staat, besluit men deze zaak aan hen over te laten. Als op 19 maart 1792 Demmenies brief ter sprake komt vinden die zijn voorwaarden ‘onaenneemlijk’, ook zijn proefstukken kunnen de toets van hun kritiek niet doorstaan, zodat de toekomstdromen van deze glazenier in rook opgaan.57 55 W. Veerman, De lotgevallen van de Goudse Glazen, in Glans der Goudse Glazen. Conservering 1981-1989 een geschiedenis van behoud en beheer, Gouda 1990, pp. 37-48 56 AHGG, NKA, KM 8 1790), fol. 114 en v. 57 Ibidem, 9(1791), fol. 16-37

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2004 | | pagina 17