Vervolgens dient de uit Rome afkomstige Francisco Pascucet zich aan om de beschadigde Glazen te repareren. Hij woont in Rotterdam en wordt uitgenodigd om tijdens de vergadering van 26 november 1792 zijn proefstukken aan het kerkbestuur te tonen. Als voorwaarden stelt hij: een vrije woning, een oven, brandstof, een man om de oven te stoken en ‘pijpaerde en ijzers waer op het glas gelegd werd'. De kos ten van verleden, beschilderen en verfwaren zijn voor rekening van de kerk. De kerkmeesters vinden zijn proefwerk beneden de maat, met name de kleuren geel en rood, zij zijn er huiverig voor om een contract met hem te sluiten. Het staat Pascucet echter vrij ‘continuerende genegen te zijn in tijd en wijlen de defecte glazen te repa reren’ om zijn kunnen te tonen. Hij ontvangt 4 Hó gulden voor zijn moeite en ge maakte reiskosten, waarna men ook van hem niets meer verneemt.58 Na de kennismaking met deze reeks wonderlijke gelukzoekers richt de aan dacht van de kerkmeesters zich voorlopig op de roosters. Na een inschrijving ‘met gesloten billetten’ krijgt de smid Daniel Homolen de opdracht, vergezeld van een gedetailleerde opgave van de maten en de te gebruiken materialen, zoals ijzeren staven en koperdraad, dat niet wijder mag worden gevlochten dan 1 duim.59 Veranderingen in het kerkinterieur In de laatste decennia van de achttiende eeuw worden nog eenmaal forse bedragen besteed aan de verfraaiing van het interieur. Tussen 1782 en 1795 wordt het koor van de kerk gerenoveerd en verrijkt met een nieuw marmeren koorhek. Tegen de pijlers van het middenschip komen tegenover en opzij van de preekstoel vijf met houtsnijwerk versierde luifelbanken, bestemd voor de Goudse burgemeesters, de krijgsraad en andere elite. Maar het ‘regententijdperk’ loopt ten einde, op bevel van hogerhand worden in 1795 alle wapenborden uit de kerk verwijderd, graf zerken en -kapellen worden van familiewapens ontdaan. Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap is de leus. In 1800 wordt de kerk officieel in eigendom overgedragen aan de Hervormde Gemeente, die dan volledig de lasten van het onderhoud krijgt te dragen. Tussen 1797 en 1824 vermeldt de post ‘Glazen’ in de jaarrekeningen van de kerk het woord ‘nihil In mei 1803 komt een plan ter tafel om voor het Koningsglas een gordijn te hangen ‘ten einde de sterk schijnende zon het schilderwerk van het nevenstaande Glas niet schadelijk zij Nadat men heeft berekend dat hiervoor circa 175 el linnen nodig is a 14 stuivers per el, behalve het ijzer- en koperwerk voor de bevestiging, wordt het voorstel om financiële redenen afgeblazen. Ook vreest men dat het de preekstoel aanmerkelijk zal verduisteren ’.60 60 58 Ibidem, 9(1792), fol. 53-56 59 Ibidem, 9 (1792), fol. 44v-45 60 Ibidem, 11 (1803), fol. 64v

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2004 | | pagina 18