62 a. het maken van 84 ijzeren raampjes met windijzers en spijlen, behoorlijk geverfd b. het benodigde lood en soldeer c. bakken met sterk materiaal en hulp door de kerkbedienden d. een gratificatie voor de leerling van Van Rijckevorsel, Wilhelmus Herman Bur- chesen. De kerkvoogden zijn zeer ingenomen met het aanbod van Van Rijckevorsel. Wat het ‘schilderen op glas’ betreft staat hij gunstig bekend, hij kreeg bij een schilde rijententoonstelling in Den Haag zelfs een medaille. ‘Zij wensen gaarne de kunst om op glas te schilderen met Van Rijckevorsel te doen herlevenen zijn bereid ‘Zijne Hoog Edel Geboren alle medewerking te verlenen zo staat in de notulen te lezen.66 In april 1841 gaat er een schriftelijk verzoek om subsidie naar koning Wil lem II, waarin wordt gepleit voor behoud van het hun toevertrouwde kunstbezit: ‘De kerkvoogden betreuren nog altijd de ongelukkige ramp van den 26en Mei 1790, waardoor de St. Janskerk te Gouda verloor een van hare schoonste Gera den, waarop Gouda, ja, geheel Nederland haren roem stelden. Een Pronkjuweel ging te niet uit de aanzienlijke Galerij van Glazen, geschilderd door de gebroeders Crabeth, welke door zoo vele vorstelijke Persoonaadjes, Vreemdelingen en reizi gers, naar waarde wierden geschat. Waarvan volgens de getuigenis der kenners, in gansch Europa geen wederga gevonden worde en waarin geen herstel te ver wachten was, als zijnde die kunst met den dood van de Gebroeders Crabeth als het ware begraven en te loor gegaan ’,67 Tot ieders teleurstelling wordt het verzoek af gewezen en met een bijgevoegde kopie van de brief wordt Van Rijckevorsel be dankt voor zijn bereidwilligheid. De toestand van de Glazen, met name het Koningsglas, blijft de gemoederen bezighouden. In februari 1843 brengt de president-kerkvoogd een brief ter sprake, afkomstig van ‘de heer Joseph Fischer te Amsterdam Laatstgenoemde beveelt zijn ‘Etablissement tot Glasschilderen’ aan, wanneer het kerkbestuur besluit om de glazen te laten restaureren. Ook verzoekt hij om ‘afbeeldsels en prenten van ge schilderde glazen maar zowel op zijn aanbod als zijn verzoek wordt afwijzend gereageerd. Een maand later zijn het de glazeniers Cartisser Frères uit Maastricht die Glas 7 willen restaureren. Zij profileren zich als glasschilders, ‘welke grote be geerte hebben... om het ingehagelde glas, volgens de platen daarvan voorhanden te schilderen en begroten de kosten op 6.000 gulden. Nadat proeven van hun vak bekwaamheid enkele dagen in de kerk zijn tentoongesteld, zijn zij vol goede moed dat de Koning zal besluiten een 'aanmerkelijke bijdrage’ te leveren. Hoewel het kerkbestuur van een subsidieaanvraag weinig resultaat meer verwacht, wordt met merkbare tegenzin een conceptbrief opgesteld, die echter niet wordt verzonden.68 67 Ibidem, 5(1841), p. 134 68 Ibidem, 6(1843), p. 4 66 Ibidem, 5 (1841), p. 134

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2004 | | pagina 20