64
Aangemoedigd door de belangstelling van leden van de Koninklijke Aca
demie van Wetenschappen, de hoogleraren dr. C.L. Leemans en dr. W.N. Rose,
klopt het kerkbestuur in 1869 met succes aan bij de minister, met het verzoek om
een jaarlijkse subsidie van ƒ133,50 per glas. Het gevoerde beleid wordt in 1871
door de Commissie van Oudheden geprezen; ter bemoediging ontvangen de kerk
voogden het afschrift van een door de Koninklijke Academie uitgebracht rapport
in welk verslag met veel lof wordt melding gemaakt van de weloverlegde en
met goed gevolg uitgevoerde maatregelen door de kerkvoogdij van de Hervormde
gemeente alhier, genomen om de wereldberoemde glasbeschilderingen tegen be
schadiging en vernietiging te bewaren, voor welke arbeid het Rijk aanving toela
gen te schenken, nadat reeds negen der 44 vensters op eigen kosten der kerkvoog
dij waren hersteld’.’’3 Dr. Leemans krijgt tot taak om het werk van Bedijs te
controleren. Stads-architect A. Koorevaar, tevens kerkvoogd, neemt belangeloos
het dagelijkse toezicht op zich.
In 1874 doet het Rijk een aaanbod om ƒ5.000 subsidie per jaar te verstrek
ken, onder voorwaarde dat men inspraak krijgt bij de werkzaamheden. Dan komt
bij het kerkbestuur weer even het trotse zelfbewustzijn uit de regententijd naar bo
ven: de subsidie wordt geweigerd, omdat men vreest dan de zeggenschap over het
kerkgebouw aan het Rijk uit handen te geven. Bovendien vinden de kerkvoogden
...dat het in die brief wordt voorgesteld, als ware het een uitvoerbare zaak slechts
een bekwaam brander van geschilderde glazen aan te wijzen om tot een volledige
en deugdelijke restauratie te geraken, terwijl het toch allen tijde bekend is, dat de
vroegere kunst van glasschilderen of branden is verloren gegaan ’,74 De minister
ontvangt een afwijzend schrijven, een kopie ervan gaat naar de Rijkscommissie,
met als argument dat de kerkvoogden zich niet kunnen permitteren de huidige aan
pak zo maar te veranderen. Zij stellen voor een proef te doen met de bovenzijde
van het Koningsglas op kosten van het Rijk, maar de keuze van het ministerie valt
op Glas 4, ‘Het Wapenraam van Rijnland’, ‘verzoekende bij de heer F. Nicolas een
onderzoek deswege in te stellen en de uitslag daarvan mee te delen. 75 Francois
Nicolas schat de restauratie op 1500 gulden en stelt in april 1875 voor 'om de be-
plakking, inpakking en verzending van het Glas door zijn eigen volk te laten doen
en meerdere kosten daarvan op te geven.76
Omdat de zaak niet bevredigend wordt opgelost, stelt de nieuwe opzichter,
gemeente-architect L. Burgersdijk voor, om aan jonkheer mr. Victor E.L. de Stuers
(1843-1916) om raad te vragen. Die deed veel stof opwaaien met zijn publicatie in
‘De Gids’ van 1873, getiteld ‘Holland op zijn smalst’.
73 Ibidem, 7(1871), p. 365
74 Ibidem, 8 (1874), p. 39
75 Ibidem, 8 (1875), p. 46
76 Ibidem, 8 (1875), p. 50