66 Het voordeel van deze negatieve publiciteit is wel, dat de redding van de Goudse Glazen nu een nationale zaak wordt, waardoor de aanzet tot behoud wordt gegeven.*" Als A. Bedijs in 1886 overlijdt, rijst de vraag of er iemand is die hem op gelijkwaar dige wijze kan vervangen. Men prijst hem als zeer veelzijdig en bovendien was hij ‘de ziel van het personeel, zijn verlies wordt na een jaar nog steeds gevoeld’.*' Het wordt een kwestie van lange adem: het getouwtrek om de restauratie van glas 4 door Francois Nicolas duurt tot 1888, op 30 april 1894 wordt eindelijk besloten tot herstel van het Koningsglas.82 Dat lijkt meer dan het uiteindelijk is: vier kerkbedienden bouwen in een halve dag een steiger en de metselaar van de kerk ontvangt 25 gulden gratificatie voor zijn hulp; het was niets meer of minder dan een hoogst eenvoudige reparatie. De Commissie merkt verder op: ‘De wijze waarop de Glazen zelve hersteld zijn, is af te keuren. Glazen zo belangrijk als de Goudse, behoorden niet anders dan met gebrand glas hersteld te worden; in plaats daarvan zijn de ontbrekende ruimten aangevuld: a. met brokken oud geschilderd glas van andere taferelen afkomstig; b. met ongekleurd glas, waarop met olieverf geschilderd wordt, iets dat na weinige jaren verloren gaat; c. met stukken gebrand glas van effen kleur, in de handel verkrijgbaar, en slechts zelden met de toon van het oude in overeenstemming. Om in zulke stukken tekening te verkrijgen, schuurt men op bepaalde plaatsen het glas mat, waardoor een ver donkering ontstaat, die natuurlijk slechts hoogst gebrekkig aan het doel beant woordt. De verkregen uitkomsten zijn dan ook hoogst gebrekkig; stukken van bla zoenen dienen thans tot het vormen van een grond; een stuk van een boomstam verbeeldt thans een gedeelte van een mantel enz. Kortom het behoeft niet gezegd te worden, dat het werk van de Crabethen met meer kunstvaardigheid verdiende her steld te worden, dan gelegen is in het krassen met puimsteen of het invoegen van keukenglas door de hand van een glazenmakersknecht. Na enige onderhandeling’, zo vervolgt het verslag, ‘verklaarden de kerk voogden zich bereid aan de Regering gelegenheid te geven om op haar kosten een proef te nemen, ten einde te tonen op welke hoogte de tegenwoordige kunst staat, en in hoeverre het nieuwe bij het oude glas aan te wenden is. 79 79 Rijksadviseurs voor de monumenten van geschiedenis en kunst. Tweede jaarverslag. ‘s-Gravenhage (1875) 30-32. A.A.J. Rijksen, Gespiegeld in kerkeglas. Hollands leed en vreugd in de glasschilderin gen van de St. Janskerk te Gouda. Lochem 1947, pp. 281-283 80 Kunstkroniek, uitgegeven ter aanmoediging en bevordering der schoone kunsten enz. Leiden 1876 81 AHGG, OKV 8 (1887), p. 181 82 Ibidem, 8 (1894), p. 282

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2004 | | pagina 24