Een doorslaggevende proef
Daar men er van overtuigd is dat niet alleen het kerkgebouw, maar ook de ge
brandschilderde glazen aan grondige restauratie toe zijn, wordt in 1899 op voor
spraak van de adviseurs van de minister van Binnenlandse Zaken, jonkheer De
Stuers en dr. Cuypers, besloten dat glas 2, ‘De inneming van Damiate’, als
proefraam zal dienen voor een restauratie door twee ateliers: dat van Frangois
Nicolas te Roermond en ‘t Prinsenhof te Delft, met directeur ir. J.L. Schouten.
Het resultaat valt uit in het voordeel van Schouten. Als Nicolas zijn werk heeft
gecorrigeerd wordt ook zijn aandeel in het werk goedgekeurd. Op de urgentie-
lijst staan de Glazen 11, ‘De Geboorte van Johannes de Doper’, en 12, 'De Aan
bidding van de Herders’. Nicolas begroot de kosten op 960 gulden per glas, ex
clusief het steenhouwers-, metsel- en smidswerk, steigers en arbeidsloon (samen
3.160 gulden). Schouten schat de kosten voor Glas 11 op ƒ2.750 en voor Glas 12
op ƒ2.930, maar deelt tevens de blijde tijding mede dat twee warme voor
standers van vaderlandsche kunst deze uitgaven voor hunne rekening zullen ne
men’j3 Als voorwaarde stellen zij dat de herstelling nog in de winter van 1899
aan Schouten zal worden opgedragen. De kerk moet zelf ƒ1.250 aan metsel- en
steenwerk betalen.
De kerkvoogden, bevrijd van een grote zorg, zeggen de Restauratie-Com-
missie voor de jaren 1899 en 1900 een bedrag toe van 1526 gulden. Het is curi
eus dat juist het gebrek aan contanten bij de kerk er toe heeft geleid dat Schou
ten zijn grootste opdracht ooit in de wacht kon slepen! Tegelijk met het aan
breken van een nieuwe eeuw gloort er weer hoop voor de Goudse Glazen; voor
ir. Johannes Louwrens Schouten (1852-1937) begint een ‘levenswerk’, dat hij
een jaar voor zijn dood voltooid zal zien. De vele publiciteit rond de glazen leidt
ertoe dat het aantal bezoekers aan de kerk stijgt en atelier ‘t Prinsenhof opdrach
ten krijgt uit het gehele land.
Naar aanleiding van een openbaar debat in de pers, betreffende de restaura
tie van het kerkgebouw, wordt een commissie benoemd die jonkheer Victor de
Stuers gaat benaderen, terwijl de architecten dr. P.H.J. Cuypers (1827-1921) en W.
Kromhout (1865-1941) bij het Rijk subsidie aanvragen. In 1898 deelt De Stuers
mee dat de Tweede Kamer akkoord gaat met een subsidie van 3500 gulden voor de
tijd van tien jaar, bestemd voor restauratie van de kerk. In dat jaar wordt de
‘Commissie voor de Restauratie van de Sint Janskerk’ opgericht, die op 11 juni
1898 voor het eerst vergadert.
67
83 Ibidem, 8 (1899), pp. 347-348