De gang van zaken rond en op de St. Jan, 1895 en later
Hoofddriehoeksnet met 77 hoofdpunten
Uit: VROM Rijksdriehoeksmeting
In het voorjaar van 1885 was het lid van de Rijkscommissie Oudemans samen met
ir. Heuvelink begonnen met de verkenning in het noorden van het land. Zij moes
ten geschikte torens vinden om het driehoeksnet te formeren. Veel punten van het
net van Krayenhoff en Stamkart bleken ongeschikt om daarop nauwkeurige metin
gen te doen. En langs de landsgrenzen dienden de punten ook in het Pruissische en
Belgische net te passen. In de zomer lukte het langs de hele oostgrens de verken
ning uit te voeren. Een tweede serie punten koos men voorlopig uit om het net
westwaarts voort te zetten. Na de officiële machtiging kon de commissie nog enke
le ingenieurs in dienst nemen, zodat het werk naar behoren kon verlopen.
Het duurde tot 1896
voordat het hoofddrie
hoeksnet definitief vast
stond. Het bevatte uitein
delijk 77 hoofdpunten,
waarvan 63 bestonden uit
een kerktoren of vuurtoren
en 14 uit terreinpunten op
een duintop of heuvel. De
St. Jan in Gouda was één
van de hoofdpunten. Ten
behoeve van de latere ver
dichting (het secundaire
net) werden ook 101 tus-
senpunten bepaald. In
1896 waren de metingen
op 44 punten gereed ge
komen. In sommige jaren
waren de weersomstan
digheden zó ongeschikt,
dat er nauwelijks resultaat
te boeken was. Voor het
nauwkeurig instellen van
de kijker op een ver gele
gen punt (de langste zijde
in het net is 50 km) was niet alleen een heldere lucht nodig; pas tegen de avond, als
de trilling van de ongelijk verwarmde lucht tot stilstand komt, was er enige tijd gele
genheid metingen te doen. Daarna ontstaat door afkoeling de avondondulatie, waarbij
het beeld in de kijker onregelmatig en sprongsgewijs beweegt, zodat nauwkeurig instel
len niet meer mogelijk is.
G>
UtANQARlI
•OACHMI
HIMOIHNCM
LIMALtRtir
OLOtNtAAL'
MIJORtCHf
nrtfHtN
'KOTTiROAl
lutnutaiRQ
OOEOERUC
WUTtRI
HOOOtTRATIN
[luratM
50 km.
86
SuOOARTIl
,d«uooy
ooi
(Nil/
roNOtntN*
ash wot
_JBcJmiax»oort
30 *0
10 20