X
5^
Overzicht van de uitgevoerde metingen
Archief Rijksdriehoeksmeting
^^7
Centreringen
Hoe kunnen nu de hoeken van het driehoeksnet bekend raken? Bij de torens staat
het hoekmeetinstrument niet in het centrum (de torenspits) en de heliotroop even
min. Daarvoor is nodig de onderlinge ligging van deze stationspunten nauwkeurig
te bepalen door een centreringsmeting, ook genoemd een lokale driehoeksmeting.
Daarna kunnen de gemeten hoeken een zodanige correctie krijgen alsof ze gemeten
zijn van centrum naar centrum.
Uitgevoerde metingen
In de periode van 16 tot 23
augustus 1897 mat ir. Van
Eijk Bijleveld op Pijler II al
le mogelijke combinaties van
hoeken naar de heliotroop-
lichten op de torens van
Mijdrecht, Utrecht, Dor
drecht, Rotterdam en op de
terreinpijIer Berkheide, in de
duinen bij Wassenaar. Deze
hoeken werden achtmaal
gemeten, om als gemiddelde
een nauwkeuriger resultaat te
krijgen. Verder mat hij naar
de tussenpunten Nieuwkoop,
Woerden, Delft Geodesiege-
bouw en Nieuwe Kerk, pijler
Teunisduin, Leiden Lode-
wijkskerk en Stadhuis en
Hazerswoude. Deze hoeken
mat hij zesmaal. Daarna ging
het meetinstrument naar Pij
ler I. Daar konden tussen 24
en 30 augustus de hoeken
gemeten worden tussen de
hoofdpunten Gorinchem,
Dordrecht, Rotterdam en
Berkheide en de tussenpun
ten Schoonhoven, Leiden
Stadhuis en Hazerswoude.
f -■
90
<7>
0 4
jj J
o
i