Bijgaande afbeelding illustreert het hiervoor genoem de: De plaats van punt P op de bol ligt vast door twee hoe ken, namelijk de hoek in de Noordpool die de meridiaan door P maakt met de nulmeridiaan (de Oosterlengte), en de hoek in het middelpunt O van de bol, die de lijn OP maakt met het vlak door de evenaar (de Noorderbreedte). Al in de 3e eeuw voor Chr. bepaalde Eratosthenes de omtrek van de aarde. Hij wist dat in Asuan op 21 juni de zon ‘s middags zich spiegelde in een put en dan dus loodrecht daar boven stond. In Alexandrië, dat naar hij meende precies 5000 stadiën ten noorden van Asuan lag, mat hij op hetzelf- Oosterlengte en Noorderbreedte Uit: Meertens Landmeetkunde de tijdstip hoeveel graden de zon uit het zenith stond. Dat was ruim 7 graden. Dus moest de hele cirkel van de wereldbol (360 graden) ongeveer 50 maal de afstand zijn tussen beide plaatsen, zo’n 250.000 stadiën. (Eén stadie is ruim 180 m.) Zoals gezegd, ontdekte men in onze streken pas tijdens de Renaissance de resultaten weer van de Griekse geleerden. Het werk “Geographia” van Ptolemaeus werd vertaald en weer uitgegeven, na 15 eeuwen! Deze Ptolemaeus kende al van heel veel plaatsen de geografische coördinaten. Ook behandelde hij verschillende methoden van kaartprojectie; dat is de manier waarop een gebogen oppervlak (de aarde) kan worden afgebeeld op een plat vlak (de kaart). Men zocht verder naar methoden om de afmeting en vorm van de aarde beter te kunnen bepalen. Het principe dat Eratosthenes hanteerde was goed. Wie van twee plaatsen die op dezelfde meridiaan liggen, dus zuiver noord en zuid van el kaar, nauwkeurig meet hoeveel ze verschillen in afstand en in Noorder- of Zuider breedte, kan eenvoudig de omtrek van de aarde berekenen. Het gaat er dan maar om, hoe nauwkeurig je kunt meten. Daarin was nog veel te verbeteren. In de 17e eeuw kwamen Franse geleerden tot de conclusie dat de aarde geen zuivere bol was; maar hun resultaten waren tegenstrijdig. Er ontstond een wedijver tussen allerlei landen die een bijdrage wilden leveren. Het is interessant de pogin gen na te gaan, maar het is teveel voor dit artikel. De resultaten stemden nooit overeen. Uiteindelijk zag men in, dat alleen internationale samenwerking tot een eenduidig resultaat kon leiden. Het begon in 1861 in Midden Europa, maar werd in 1886 heel breed in de “Union géodésique et géophisique internationale”. In 1875 werd in Parijs de “Internationale meterconventie” gesloten, die eenheid bracht in het maatsysteem (behalve in Engeland). Zoals bekend zal zijn, bewaart men sindsdien in Parijs een standaardmeter, met in een aantal landen een kopie daarvan. De lengte van de meter was reeds eerder gedefinieerd als het veertig-miljoenste deel van de omtrek van de aarde, gemeten langs de meridiaan van Parijs. Naar de tegenwoordig bekende uitkomsten van de aardmetingen zou de meter nog weer gecorrigeerd moeten worden met 0.2 mm. 78 z

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2004 | | pagina 4