Het opschrift luidt:
86
De zuidbeuk van de kerk, waarin zich
het graf van Johannes en Cornelia
Hunting oorspronkelijk bevond. De zerk
iigt nu achteraan bij de toegangsdeur
naast de toreningang. (Foto: AHGG)
DIT GRAF VEREENIGT HET STOF VAN CORNELIA MARIA JACOBA DE
KONING, OUD 28 JAREN EN 5 MAANDEN, EN HAAR ECHTGENOOT
JOHANNES PIETER MUNTING, LAATST PREDIKANT TE MUIDEN,
GEB[oren] 10 SEPT 1794 EN GEST[orven] 7 OCTOBER 1824, NALA-
TENDE VYF KINDEREN, ZY RUSTEN VAN HUNNEN ARBEID.
Dat dit zo formeel werd geregeld was noodzakelijk, want er heerste kennelijk
onenigheid tussen de doodgravers onderling: 'overmits twist ende gesciiie die hier
voirtyts of geweest iis'. Het was een van de privileges die door het stadsbestuur
aan de kerk werd verleend om ondermeer het onderhoud van het gebouw te kun
nen financieren. Het was tevens het meest lucratieve. Sindsdien zijn er duizenden
mannen, vrouwen en kinderen begraven; wie tot de gegoede burgerij behoorde in
de kerk, wie arm was op het omringende kerkhof. Totdat men in de achttiende
eeuw steeds sterker tot het besef kwam, dat dit eigenlijk een zeer onhygiënische
toestand was. Het begraven in en om kerken werd verboden met een plakkaat
van 8 juni 1795, uitgevaardigd door de Representanten van het Volk van Holland.
Veel kerken protesteerden, want het begraven en alles wat er bij kwam kijken was
nog steeds hun belangrijkste bron van inkomsten. Ook het Goudse kerkbestuur
leverde een langdurige strijd om het behoud van de begraafrechten, waaraan
desondanks in oktober 1832 na drie en een halve eeuw een einde kwam. De kerk
ontving als compensatie van de gemeente Gouda een vergoeding van ƒ2400 per
jaar, een verplichting die aan het eind van de twintigste eeuw werd afgekocht.
Eigenaars van een graf in de kerk kregen na 1832 kosteloos een vervangende
grafruimte op de Algemene Begraafplaats aan de Prins Hendrikstraat aangeboden.
Wie nu de Sint-Janskerk binnengaat
realiseert zich zelden dat hij een van de
oudste begraafplaatsen van Gouda
betreedt. De opschriften op de zerken
hebben ieder hun eigen geschiedenis.
Zo ook de grafsteen van het dominees
echtpaar Munting, van wie het oor
spronkelijke graf in de zuidbeuk lag,
ongeveer tussen de preekstoel en glas
25. Om de inscriptie niet verder te
beschadigen is de zerk tijdens de res
tauratie van de kerk (1964-1980) ver
plaatst naar de zuid-westzijde, waar de
doorloop van bezoekers geringer is.