Tabel 2. Vermogenklassen Amsterdam 1776-1790 op basis van MOT en MOB
Klassen (Gld.)
72
Eerste klasse (30)
Tweede klasse (15)
Derde klasse (6)
Vierde klasse (3)
Vijfde klasse (0)
Totaal
MOT aan-
tal
1.691
770
1.832
4.055
28.654
37.002
MOB
Aantal
5.324
2.363
4.890
8.168
96.183
116.928
MOT/MOB
gem. perc.
4,6
2,0
4,6
9,0
79,8
100,0
MOT
Perc.
4,6
2,1
4,9
11,0
77,4
100,0
MOB
perc.
4,5
2,0
4,2
7,0
82,3
100,0
Als we de cijfers van Amsterdam met die van Gouda vergelijken, vallen er enige
interessante conclusies te trekken. Ten eerste was de eerste klasse in Amsterdam
bijna twee keer zo groot als die in Gouda (4,6% tegen 2,7%). Dit bevestigt het
beeld van Amsterdam als een stad met een rijke, vermogende elite, bestaande uit
regenten en kooplieden. De percentages voor de tweede klasse en de derde klas
se ontlopen elkaar niet veel (resp. 2,0 versus 2,0 en 4,6 versus 5,1). In de vierde
klasse is Gouda echter ruim 43% sterker vertegenwoordigd dan Amsterdam
(12,9% tegen 9,0%). De vijfde klasse der onvermogenden is in Gouda verreweg
het grootst (77,1%), maar blijft in relatieve omvang toch achter bij die van Am
sterdam (79,8%).
Conclusie: concentreren we ons op de elite, dan was Amsterdam inderdaad een
veel rijkere stad. Gouda kan, afgezet tegen Amsterdam, een stad worden ge
noemd waar de kleine burgerij een iets prominentere positie innam. Tot slot kan
gezegd worden dat de verschillen tussen rijk en arm in Gouda minder manifest
waren dan in Amsterdam.
Tot slot: cijfers van andere Hollandse steden zijn mij niet bekend, zodat bij voor
lopig gebrek daaraan de vergelijking met Amsterdam moet volstaan. Het zou
uiteraard een stuk beter zijn om Gouda af te zetten tegen enige wat meer verge
lijkbare Hollandse steden, zoals bijvoorbeeld Schoonhoven, Schiedam of Delft.
Was Gouda nu, gezien deze percentages, een arme stad te noemen in de onder
zochte periode? Zeker is wel dat Gouda, afgezet tegen het rijke Amsterdam of het
opkomende Rotterdam, een stad was die eind achttiende eeuw niet tot de Neder
landse top behoorde. In diverse bronnen is te lezen dat een groot deel van de
Goudse bevolking behoorde tot het grauw of gemeen, zoals men dat in die tijd
onomwonden placht te noemen.
Maar dat zijn algemeenheden, de vraag die hier moet worden beantwoord is de
volgende: was Gouda relatief gezien, dus in verhouding tot andere Hollandse
steden, een arme of rijke stad te noemen? Hier valt alleen iets zinnigs over te
zeggen als vergelijkbare onderzoeken inzake andere steden beschikbaar zijn. Dat
is helaas zelden het geval. Voor Amsterdam zijn deze cijfers wel beschikbaar. Voor
de periode 1776-1790 staan de Amsterdamse cijfers in Tabel 2.6