9
Voor de schoolgaande jeugd, die ook in groten getale vervoerd moest worden,
schafte van Gog twee 'bellewagens' aan. Iedere morgen en avond kon men de
wagentjes zien met op de voorzijde: Rotterdam-Nieuwerkerk. Dit waren de 1 en
de 4. Veel vervoerswerk hebben ze eigenlijk niet gedaan. De 4 werd na enkele
jaren verkocht, maar de 1 is nog steeds in gebruik als reparatiewagen. Wanneer
er een wagen blijft steken - wat bijna nooit meer gebeurt - kan men de 1 zien om
hem weg te slepen. Het nummer staat echter niet meer achterop de wagen. De
bussen staan nooit meer kapot langs de weg en dat is maar gelukkig ook, maar
toch moet me van het hart dat de treurige oorlogsjaren voor het autobusbed rijf
romantiek betekende.
In die tijden was iedere busrit eigenlijk een sensatie. De wagen liep iedere dag
anders. De motor was eigenlijk een mens, die de ene dag betere prestaties ver
richtte met zijn slechte en weinige voedsel dan de andere dag. Het slechte voed
sel voor de motor bestond dan voornamelijk uit een lekkende gasgenerator, die
door de slechte carburatie de brandstof onvoldoende maakte. Een mens stikt bij
gebrék aan zuurstof, maar een motor kan stikken bij een tevéél aan zuurstof, en
dat was toen veelal het geval.
De bussen reden soms uren te laat wanneer ze weer eens kapot gestaan hadden,
maar niemand zeurde daarover. Als er tegenwoordig een bus 5 minuten te laat
aan de halte komt, dan vragen ze de chauffeur waar hij vandaan komt. De ver
draagzaamheid van de mensen, waar tegenwoordig nauwelijks sprake van is, was
toen groot en dat maakte het reizen nog gezellig ook.
Mensen en materieel waren, zoals eerder gezegd, tot grootse prestaties in staat en
dat kwam weer eens tot uiting toen de 5 een keer op een mooie zomerse middag
net voor Moordrecht het gaskarretje verloor. De verbindingsstang was afgebroken.
Direct na de bevrijding, toen de autobussen nog niet mochten en konden rijden,
werden de passagiers van Gouda naar Rotterdam vervoerd door boten, geëxploi
teerd door 'N.V. Rederij de IJssel'. Uren zat men te verkleumen voordat men in de
Maasstad was, maar op zekere dag zagen de getergde opvarenden plotseling Van
Gog weer rijden.
Bedroefd meerden 's avonds de schippers de boten, want niemand zou er in het
vervolg nog over piekeren hoe hij naar Rotterdam zou reizen... natuurlijk met de
bus!
Versierd met vlaggetjes reden de 2 en de 3 over de dijk, ieder voorzien van twee
man personeel, de chauffeur en een collega die als conducteur fungeerde. Dit
betekende weer eens een staaltje van baanbrekend werk, want nog bijna geen
enkele onderneming reed en... van Gog reed met echte bussen.
Iedere vervoersonderneming reed met een vrachtwagen die voorzien was van een
dekzeil, met aan de laadklep een keukentrap die bij iedere halte opgezet moest
worden om de mensen te helpen die niet konden springen.
Als een verrassing kwam hij in het najaar van 1945 met een gemoedelijk tjoeken-
de dieselmotor (De Dion Bouton, Franse vergane glorie) voor den dag. Z'n verdere
levensloop wordt nog nader vermeld.