11
Op 1 december 1947 kwam de halfuurdienstregeling. Voor dat doel moesten er
nieuwe bussen komen en die kwamen er ook. De reizigers keken hun ogen uit,
want zulke bussen reden er in de Goudse streek nog niet. Het was een nieuwe
serie van 4 Volvo-diesels, genummerd 17 t/m 20.
Als eerste kwam de 18 en op een maandag ging hij rijden, maar toen gold de
oude dienstregeling nog met zijn uiterst krappe tijden. De bus moest op de dienst
ingereden worden en daarom werd er de eerste dagen gereden met twee man
personeel om weinig tijd te verliezen aan de haltes, waardoor men met de wagen
niet zo hoefde te jakkeren. De 17 deed korte tijd later zijn intrede en verscheen
voor het eerst op een zaterdagmiddag in Gouda, toen het stroomde van de regen,
met de heer Leen van Gog aan het stuur. Toen de nieuwe dienstregeling al draai
de kwam de 19, die bijna gelijk was aan de 17; de neus was ook rood met wit,
maar de kleur rood van eerstgenoemde wagen was lichter. De neus van de 18
was rood met groen. Weer later kwam de 20, die iets minder fraai oogde, wat te
wijten was aan de groene neus, die een sombere indruk gaf. De carrosserie was
±20 cm smaller dan die van de andere wagens, omdat hij bestemd was voor de
dienst op Zevenhuizen over de 's-Gravenweg. Van dit viertal is de 20 eigenlijk de
zwakke broeder geweest, d.w.z. wat zijn motor betreft. Deze bleek, na veel tob
ben, een fabrieksfout te bevatten en een jaar later, toen hij regelmatig op Zeven
huizen liep, na eerst in de zomer van 1948 getourd te hebben, werd de motor
vervangen door een nieuwe. De groene neus van de 20 was toen inmiddels ver
anderd en gelijk gemaakt aan die van de 18, wat een beter gezicht was.
De cabines van deze wagens voldeden echter niet. Ze tochtten en lekten en daar
om zijn ze afgebroken en op een andere wijze weer opgebouwd. De lijn van de
wagens was toen geheel veranderd, waaraan men wel moest wennen, maar ten
slotte was het doelmatiger.
Maar al snel kwamen er mooie bussen. In het najaar van 1946 kwamen de 11 en
de 14. De 11, een Bedford met rechtse besturing, was bestemd voor de dienst
Rotterdam-Zevenhuizen via Oud-Verlaat en heeft daar heel wat kilometertjes ge
draaid. De 14 werd bestemd tot reservewagen en reed in de zomer van 1947 op
tour, vergezeld van zijn inmiddels gearriveerde compagnon, de 15. De 14 deed
later nog veel dienst als 's-Gravenwegbus.
In 1954 is hij afgevoerd naar de Fa. Kool in Leerdam. De 11 werd verkocht aan
Scheers in Blerick als groepsvervoerder voor het mijngebied in Limburg. De 15
was een Ford, de enige die de firma na de oorlog heeft gehad, gebouwd op een
zogenoemd 'trambuschassis'. De wagen had voorfrontbesturing en de motor zat
achterin. De motor maakte een kabaal als een zuidwester-storm, maar de presta
ties waren niet groot. Een succes kon deze wagen niet genoemd worden. De ach
terbank werd gloeiend tijdens het rijden en het aanbrengen van asbest-platen
verbeterde dit wel, maar afdoende was het niet. Veel uithoudingsvermogen had
deze bus ook niet en betrekkelijk snel werd er dan ook een koper voor gezocht.
De aanvankelijke koper kwam echter niet meer opdagen en zo werd er een nieu
we gezocht, die gevonden werd in de Fa. van der Werf te Delft, die de wagen
inmiddels ook weer van de hand heeft gedaan aan de E.D.A.D., die hem gebruikt
op de stadsdienst in Dordrecht.