12 Het kopen van nieuw materieel was nog ontzettend moeilijk; met veel tact en wijs beleid moest men te werk gaan om een nieuwe wagen los te kunnen 'branden'. Na de vier diesels was het eerste chassis dat in 1948 bemachtigd kon worden een Volvo, bijna gelijk aan de 14. De bedoeling was dat de oude 12, het wagentje van 26 personen, dat inmiddels uitgerust was met een G.M.C.-motor die in de 16 ge staan had, z'n carrosserie moest afstaan voor het nieuwe chassis. Zo kwam er een nieuwe 12, van de oude carrosserie, die er met z'n rood-grijze bekleding keurig uitzag, was niets meer te zien. Ontdaan van z'n trots, stond het chassis van de oude 12 naakt in de tuin van het huis van de heer Klaas van Gog naast de garage en verhuisde vervolgens naar de sloper. Veel heeft de nieuwe 12 ook niet gelo pen. Bijna nooit reed hij de dienst, want zijn taak was voornamelijk het K.V.T.- personeel naar en van Moordrecht te vervoeren en bovendien allerlei reservewerk te verrichten. In de late zomer van 1955 is deze wagen, geel-wit geschilderd en getooid met het nummer 1, vertrokken naar een aannemersfirma, Voordouw Hoogstraten in Oegstgeest, die er werkvolk mee wilde rijden. Voor de 7 werd ook een chassis bemachtigd en voor zover mogelijk werd ook zijn carrosserie 'overgepoot'. De 7 is altijd als een lievelingswagen van de heer Wim van Gog teder behandeld. Ook de oude 7 werd bijna altijd door deze ondernemer bereden, misschien heeft het in het nummer gezeten. Door de lagere bouw was deze bus mooier dan de 12. Voor de dienst was hij eigenlijk te klein, want de heer Van Gog gebruikte hem uitsluitend als reservewagen. De K.V.T.-dienst, die 's morgens meestal gereden werd door de heer Van Gog met de 7, nam op de terugweg naar Rotterdam om kwart voor acht de schoolkinderen uit Nieuwerkerk mee naar de stad. Maar de jeugd wachtte liever op de Gouda- bus, die om tien voor acht kwam, want dat vonden ze veel gezelliger. In zo'n grote bus, waar ze natuurlijk achterin gingen zitten, kreeg de chauffeur niet zo snel vat op hen en konden ze naar hartelust kabaal maken. In de kleine 7 echter handhaafde de heer Van Gog de tucht met ijzeren hand. De snaken, die dat na tuurlijk al heel snel merkten, kropen achter de heining bij de halte weg, wanneer ze de kleine bus aan zagen komen. Prompt kwam de heer Van Gog de bus uit om ze bij hun kladden te grijpen; gedwee moesten ze wel gaan zitten en zodoende konden zij hun energie bewaren voor de schooluren. Deze vier bussen zijn in 1953 successievelijk afgevoerd, na tot volle tevredenheid hun werk gedaan te hebben. De 17 werd afgevoerd naar Dijkhuizen in Spaken burg en werd daar nr 10. Hij moest daar de dienst Spakenburg-Amersfoort rijden en een enkele maal de dienst Spakenburg-Baarn. Na enkele jaren bij deze onder nemer gereden te hebben, ging hij in december 1955 terug naar Van Gog, waar hij geheel opgeknapt werd, wat wel nodig was, en verliet toen weer de garage om naar de Fa. v.d. Heuvel (E.G.A.O.) in Giessendam te gaan. Van de 18 is niet veel te vertellen, alleen dat de nieuwe eigenaar de Fa. Veninga (Leekster Tak) was. De wagen kreeg daar nr 40. De 19 en de 20 gingen naar Groeneveld in Strijen. De 19 ging eerst naar Snel Co, liep daar brandschade op en werd in 1955 doorverkocht aan Groeneveld; de 20 ging direct naar Strijen.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2006 | | pagina 14