14
Het jaar 1949 bracht ook de 23 en de 24. Deze waren nauwelijks te onderschei
den van de 21 en de 22; het motorgeluid was iets zwaarder en de achterzijde liep
iets schuiner af. Na een korte tourperiode kwamen ze ook al heel snel op Gouda
te rijden.
De 23 werd ongeveer in '54/'55 afgevoerd naar Dijkhuizen, en wel onder nr 14. In
de omgeving van Spakenburg heeft hij ook heel wat gereden. Hij zag er bij die
onderneming wel wat beter uit dan de 22, maar vertroeteld werd hij daar ook
bepaald niet.
In één van de eerste maanden van 1957 kwam hij onder de gemeente Nijkerk in
een sloot terecht. Persoonlijke ongevallen deden zich niet voor, niemand kreeg
zelfs een nat pak, omdat hij half op de kant bleef liggen, geen ruitje kapot, maar
de wagen werd er niet beter van.
Na de 22 ging ook hij terug naar Van Gog, maar kwam, in tegenstelling tot
eerstgenoemde, niet terug. Na zijn herstel ging hij naar 'De Snelle Vliet' in
Schiedam, welke firma inmiddels ook eigenaar geworden is van de 24, die tot
1957 Van Gog gediend heeft, de laatste jaren echter voor het vervoeren van
scheepswerfarbeiders.
De 22 ging naar Dijkhuizen en werd daar nr 12. Hij reed ook de dienst Spaken-
burg-Amersfoort. De wagen zag men echter zienderogen slechter worden. Zo
af en toe kwamen er beroerde geluiden uit en in december 1955 werd hij
bovendien nog bij Nijkerk tegen een paal gezet, waardoor links achter een
enorme deuk ontstond over de gehele hoogte van de bus. Tot 1957 heeft hij
met de deuk gereden; de lak was afgebladderd en de carrosserie begon lelijk te
roesten.
Het is dat de wagen in dat jaar naar Van Gog terug ging, anders had hij beslist
tot in lengte van dagen geschandvlekt door het leven moeten gaan. Hij ging
terug naar Van Gog, omdat het Dijkhuizens bedoeling was dat hij dezelfde weg
zou volgen als de 17. Waarschijnlijk viel het afscheid de heer Dijkhuizen te
zwaar, want hij werd, inmiddels keurig gerestaureerd, weer teruggehaald naar
de Spuistraat in Spakenburg.
Behalve vorengenoemde nieuwe chassis' leverde het jaar 1948 nog twee grote
diesels op, de 21 en de 22, die begin 1949 op Gouda kwamen te rijden. Ze ver
schilden iets van de serie 17 t/m 20. De achtersteven bestond uit meer glaswerk,
grote ramen die veel meer licht gaven dan de ramen in de vorige serie. De voor
zijde leek veel op de omgebouwde serie 17-20, maar de lampen stonden hoger en
de cabines waren minder rond.
Regelmatig hebben zij de Gouda-dienst gereden en in 1954 zijn ze afgevoerd van
het wagenpark. De 21 ging naar W. de Haas in Vleuten, waar de 16 al was, en
deed en doet hetzelfde werk als laatstgenoemde. Enige maanden geleden is hij
opnieuw opgeschilderd en ziet er weer als nieuw uit.