15
Vóór de komst van de 23 en de 24 werd het bedrijf in het voorjaar van 1949 eerst
nog verblijd met de komst van de 8 en de 15, twee kleine benzinewagens met bui-
tenliggende motor en met een achterzijde die niet te onderscheiden was van die van
de 21 en de 22. Als reservewagen, bijvoorbeeld voor de pendeldienst Kortenoord-
Hoofdweg in tijden dat de bussen niet over de dijk konden rijden wegens herstel
werkzaamheden, waren zij buitengewoon geschikt.
Het K.V.T.- personeel werd er ook vaak mee gereden; 's avonds tussen 5 en 6 uur
zag men de wagens over het algemeen veel.
Er mag echter niet volledig in de verleden tijd gesproken worden, want de 15 rijdt
nog altijd bij de Fa. Van Gog. De 8 werd in juli 1957 verkocht aan de Fa. L.P.
Jongeneel in Oud-Alblas en rijdt daar onder nr 3.
In de winter van '49/'5O was de 10 gekomen, een zonderling wagentje, d.w.z.
technisch moet hij dit geweest zijn. Hij had frontbesturing, maar was bij wijze van
(Volvo-)experiment hiertoe omgebouwd, want oorspronkelijk had het chassis een
buitenliggende motor. Plezier heeft men van dit wagentje, overigens sierlijk van
lijn, nooit beleefd. Eigenlijk kan men het geval het beste vergelijken met de vroe
gere Ford 15, maar die zal toch wel meer gelopen hebben voordat hij verkocht
werd. Als nog een bijna nieuwe wagen ging de 10 begin 1955 naar W. de Haas in
Vleuten, die hem uitsluitend voor de tour gebruikt en dat tot volle tevredenheid.
Volvo 23 (1949) op het Goudse autobusstation in de tijd dat de bussen
nog 'andersom', d.w.z. met de neus naar de spoorlijn stonden, 8 augustus 1951. Foto:
J.G. Eggink via R. den Haag