18 De 30 en de 31 kwamen in de zomer van 1952 te rijden, eerst op de tour, maar vrij spoedig kwamen ze 'op Gouda'. Het waren zeer snelle wagens, die zonder warm te draaien spoedig een hoge snelheid konden bereiken, hetgeen wel te danken zal zijn aan de zogenoemde 'directe inspuiting'. Ze hadden een apart geluid en daardoor kon men ze onmiddellijk van de andere wagens onderscheiden. De 30 vertrok in 1956 naar P. Langhout in Ter Aar en werd daar ook nr 30. Hope lijk vergaat het hem daar beter dan de 26. De 31 kwam in 1956 bij Dijkhuizen en werd daar nr 21; voor dit bedrijf betekende het een grote aanwinst. Hij rijdt daar tourwerk en ook rijdt hij op de dienst naar Amersfoort. Deze wagen was bij zijn komst ook niet van nieuw te onderscheiden. In 1953 kwamen de 32, 33 en 34, welke iets luxueuzer van uitvoering waren dan de 30 en de 31. In de zomer van 1953 tourden zij en in december van dat jaar reden de 32 en de 33 al op de Gouda-lijn. De 34 volgde begin 1954. De 32 en de 33 hebben het bedrijf al weer heel snel verlaten. De 32 kwam begin 1957 bij Dijk huizen als nr 22 en doet daar nu hetzelfde werk als de 31. Deze zomer kan men deze twee wagens samen zien touren, wat een beetje vreemd aandoet, want op het eerste gezicht denkt men werkelijk dat er Van Gog-bussen aankomen. Dit vindt ook hoofdzakelijk zijn oorzaak in de kleuren, die bij Dijkhuizen bijna hetzelf de zijn als bij Van Gog, alleen het donkere groen is bij Dijkhuizen grijsgroen. De 33 ging de 30 opzoeken bij P. Langhout als nr.32; in stilte wensen we hem het allerbeste toe. In 1954 gingen de 35 en de 36 rijden, die in 1953 al gekomen waren. Twee 36- persoons wagens, die waarschijnlijk nu aan de beurt komen om van het wagen park afgevoerd te worden. De 35 draait bijna dagelijks de Oud-Verlaat-dienst en de 36 rijdt meer de reservediensten en een beetje groepsvervoer. Na de 27 kwamen de 28 en de 29. Prachtige wagens, sierlijk van lijn en comforta bel door de banken met kopkussens. Kopkussens zijn gemakkelijk voor reizigers die van normale lengte zijn, maar kleine mensen zitten er in als een kind in een te groot bad. Op de tour is dat wel eens hinderlijk, vooral voor Ouden van Dagen- reizen, want de passagiers kunnen dan moeilijk spreken met hun voor- of achter buurman. Soms ziet men niet eens dat er iemand zit, alleen het kringetje rook van een gekregen sigaar verraadt dan de schuilplaats van een oud mannetje. De 28 rijdt thans bij W. de Haas te Vleuten als touringcar. De winter 'SSfSö heeft hij in de garage van Van Gog doorgebracht wegens gebrek aan plaatsruimte in De Haas' garage. De 29 rijdt bij Dijkhuizen onder nr 20 en is daar in 1956 gekomen als een wagen waarvan men dacht dat hij gloednieuw was. De Bunschoter visvrouwtjes namen met enige schroom in de prachtige wagen plaats, een bus met radio... dat zag men niet alle dag. Wanneer men de 29 ziet lijkt het wel of er alleen maar kanten kapjes in zitten, want de vrouwtjes zijn nauwelijks te zien. De 29 had trouwens al weer snel een kale plek op het dak. Hoe dat gepresteerd was is eigenlijk een raadsel, maar hij was er.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2006 | | pagina 20