29
Financiën
De notulen van kerkmeesters van 10 september 1810: 'In de vernieuwde kerk
gegaan zijnde, werd de plaatsing der banken en stoeien geregeld, en voorts gede
libereerd hoe en op welke wijze het Kerkefonds gevoeglijk zoude kunnen ver
meerderen, tot vinding van de interest voor het opgenomen kapitaal en verdere
onkosten die tot de noodzakelijke reparation van de kerk gemaakt zijn.'In deze
tijd komt dat vooral neer op het verhogen van zitplaatsen- en begraafgelden.
Inzake de zitplaatsen wordt besloten 'om alle de Regeeringsieeden, die tot nu toe
eene vrije zitplaats in de kerk genooten hebben voortaan ook voor hunne plaatsen
te laten betalen'. (Terzijde: op 20 mei 1801 was besloten om 'de kap van de van
ouds genaamde Regeeringsbank, welke in 1795 van dezelve was afgenoomen,
daar weder op te doen zetten'.) Verder gaan de manshuurbanken naar 3 gulden
per plaats, de vrouwenstoelen blijven op 2 gulden per stoel, de stoelen op de
twee achterste rijen zijn goedkoper en ook 'die stoelen in het koor geplaatst, een
gulden per stoel per jaar'.
Tien dagen later worden de 'Ordonnantie op het begraven te Nieuwerkerk a/d
IJssel' en een bekendmaking daarvan vastgesteld. Begraven wordt er nog in en
om de kerk. Het duurst is het begraven in een geroefde niet platte) kist in het
koor: ƒ36 voor overledenen boven de 12 jaar en ƒ18 voor onder de 12 jaar. Bij
ongeroefde of vlakke kisten is dat respectievelijk ƒ18 en ƒ9 en voor lichamen van
kinderen onder de 1 jaar en doodgeborenen ƒ6. Elders in de kerk zijn de drie
prijzen lager: ƒ12, ƒ6 en ƒ4. Nog goedkoper is het kerkhof aan de zuidzijde: ƒ1,
maar 'een graf op het kerkhof aan de oostzijde van de kerk, op het oude koor'
voor boven de 12 jaar ƒ2 en onder de 12 jaar ƒ1.
Kerkmeesters tijdens het herstel zijn Hendrik Ripping en Adrianus Henricus Tel-
jer onder approbatie van de gecommitteerden Leendert Vuik en Bastiaan Kees-
jebreur. Hun secretaris is de schoolmeester/koster/voorzanger A. Macor. Zoals
afgesproken vindt eind 1810 wèl verkiezing van nieuwe leden van de colleges
plaats.
De drie zijden van het koor moeten worden opgemetseld met 3 ondersteen en
vervolgens 21/z steen en het 'raamligt' aan het einde van het koor - kennelijk het
spaarveld of blinde venster - moet ter zwaarte van een halve steen worden opge
metseld. In de noordmuur dient het deurkozijn te worden uitgenomen en de ope
ning daarvan te worden volgemetseld met beste oude steen. (Deze dichtgemet
selde deur is ook na 1928 in de schijnbooggang zichtbaar gebleven.) De vijf reste
rende kapbinten moeten worden hersteld met uitgenomen binten - ook 'beide
oude kerkgebinten' - en stijlen uit kennelijk het oude koor. Als de makelaar
spits) van het nieuwe koor tot boven de nok is afgewerkt is 'daarop te stellen het
tegenwoordig opstaande kruis en windvaan'. Het kruis moet tweemaal worden
geverfd en de windvaan moet worden verguld. Aan het einde van de kerk moet
ook een dakkozijn worden gemaakt, wijd 2 en hoog 3 voeten en met 12 ruitjes.
Het dak moet worden gedekt met nieuwe Rijnse leien en de tien raamkozijnen van
eikenhout met elk 43 ruiten moeten worden gemaakt volgens 'model A op de
tekening'.