7 In de hongerwinter van 1945 is de 8 voor het laatst in Gouda gezien. Na zijn vordering door de B.S. viel hij enige dagen later in handen van de Duitse Weer macht. Een paar dagen heeft hij toen bij garage Hulleman gestaan, waar de jeugd hem trachtte te vernielen. Uren lang werd er geprobeerd te starten in de versnelling en zo stukjes te rijden, zonder contact, totdat de uitgeputte accu hem alle leven ontnam. De 9 en de 16 zijn toch zeker wel als de hardste zwoegers uit het gehele wagen park aan te merken. Deze autobussen betekenden bij hun komst in 1940 een omwenteling op vervoergebied. Frontbesturing kende het reizend publiek niet en men noemde ze dan maar gemakshalve 'de stompe neuzen'. Van deze wagens mag geen kwaad woord gezegd worden, alleen dan dat een rheumatische dame eens opgelucht verklaarde dat ze toch zo blij was dat 'die dingen' niet meer reden, omdat ze er niet in kon stappen, en dat was begrijpelijk, want men moest in twee stappen boven zijn. Toen deze bussen kwamen werd wel eens gezegd: 'Het lijkt wel of ze voorover slaan', dit omdat men natuurlijk een buitenliggende motor gewend was, wat een steviger indruk gaf. Geduikeld zijn ze nooit, maar de voorassen hebben het wel eens begeven. De 16 heeft z'n vooras eens gebroken bij het witte Tolhuis op de Veerstal in Gouda; het was op een zaterdagmorgen, een dag waarop hij toch al zo slecht gemist kon worden. Uren lang tobden de monteurs onder leiding van de heer Arie van Gog, maar 's middags om twee uur moest hij naar huis gezeuld worden door een ta kelwagen op houtgas van Fa. de Jong uit Gouda, die bijna onder deze zware last bezweek. Het onbegrijpelijke is echter dat ook de 5 korte tijd later op precies dezelfde plaats door de as ging. Men zou er werkelijk bijgelovig van worden en het Tolhuis be stempelen als een plek des onheils... De 9 en de 16 hebben als tweelingbroers nog jaren na de oorlog dienst gedraaid. Ettelijke motoren hebben zij gehad, totdat ze beide in de winter van '47/'48 gron dig gerestaureerd werden. Het chassis werd verlengd, de bekleding vernieuwd, de carrosserie in zijn geheel verstevigd; als nieuw kwamen ze terug met een geruis loze motor. De 16 is eind 1953 vertrokken naar de Fa. W. de Haas in Vleuten, waar hij thans verder leeft onder nr 19. Tot voor enkele maanden onderhield hij regelmatig de dienst Kockengen-Utrecht, maar door overdracht van deze lijn aan de V.A.V.O. te Schoonhoven rijdt hij thans tourwerk en groepsvervoer. Z'n werkzaam leven is hem werkelijk nog niet aan te zien. De nieuwe kleuren hardgeel met donkerrood hebben veel van z'n charme doen verliezen, maar vergeten hebben we hem niet. Iedereen die hem ziet zegt: 'Kijk dat lijkt er wel één van Van Gog'. De 9 mocht blijven en doet nog iedere dag z'n plicht als groepsvervoerder. Nietig staat hij tussen z'n grotere nieuwe broers in de garage. Hopelijk blijft hij, want het is één van de overgebleven trouwe medewerkers uit een tijd dat het moeilijk was om te leven, en hij heeft het bedrijf mee helpen groot maken.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2006 | | pagina 9