44
Zij trokken naar willekeur in bij de burgerij, zonder orde. Zelfs gingen de huza
ren met hun paarden de huizen binnen, zoals, onder anderen, bij burgemeester
Slicher, en een honderdtal bezette de stal van de heer De Lange van Wijngaar
den. In een oogwenk waren gestolen: harnassen, twee rijtuigen, een sjees, kar
ren, enzovoort. De heren De Kedts Houtman, luitenant van de marine, en vroed-
schapslid Van Teijlingen hebben het fatsoen gehad één karos en de sjees op te
eisen. De volgende dag begonnen de Pruisen, begeleid door de plunderaars, de
huizen en winkels te plunderen en horloges en zilverwerk buit te maken, zoveel
als zij konden. Men etiketteerde ze bij de patriotten,25 zelfs in de huizen van hen
die afwezig waren, en zij namen zoveel buit mee, dat zij meer dan acht gulden
voor een dukaat gaven, en geen zilvergeld meer wilden aannemen. Sommige
regenten zijn erg verdacht geworden van het aanmoedigen van de plunderaars,
door het geven van rijders, halve rijders (stukken van 14 en 7 gulden) en van
drie gulden. Burgemeester Van der Hoeve, Wobma en anderen hadden er de
volgende dag plezier in door de hele stad te wandelen, om de schade die men
had aangericht in ogenschouw te nemen. Die schade] kwam op (zonder de
regenten en hen die geen lijsten naar Brussel hadden gezonden) ƒ49.724,--,26
inclusief de vijf duizend gulden van de boer bij wie de commandant was inge-
kwartierd in Goejanverwellesluis. Deze was een fatsoenlijk man, altijd bezig met
zijn koeien en zijn melkerij, die niets had gedaan, noch had meegedaan, en veel
had verloren door de Pruisen.27
Er waren burgers die men had geplunderd en bestolen voor 5000 en 9000 gul
den. Aldus kon men een schatting maken van het algemene verlies op 43 huizen
die geplunderd waren en 164 waarvan de ruiten ingeslagen waren, door op zijn
hoogst een honderdtal plunderaars, tot bijna voor 100.000 gulden, waarvoor
men noch vergoeding noch schadeloosstelling had ontvangen, terwijl diezelfde
burgers alle lasten hadden gedragen en openbare belastingen hadden betaald
zoals de anderen. Het is zelfs merkwaardig dat men nergens, zelfs niet in de
Vaderiandsche Historie,28 zo'n omstandig verslag vindt van de plundering en de
wanorde van die dagen. Men heeft lange tijd de aanvragen en eisen tot schade
vergoeding gevreesd. De ontstellende som geld met betrekking tot de schade bij
de patriotten door de plunderingen en de Pruisen, heeft gemaakt dat de Oran-
jestaten29 in 1788 nog niet direct konden voldoen aan de verzoekschriften van
de burgemeesters van Amsterdam, Beels en Rendorp.
Vóór de revolutie van 1795 had men in Brussel het idee, zoals men kan zien in
de bijgevoegde analyse,30 alle burgers schadeloos te stellen die leed hadden
ondergaan of verliezen hadden geleden. Zelfs verscheidene voorname patriotten
had men [op de lijst] verzameld, en beloftes gedaan. Maar omdat de staatskas
leeg was, zorgde het gebrek aan geld voor uitstel. Thans had men de officieren
die troepen hadden geleverd, zoals de heren Maiern, Sternbach en Lega,
betaald, wat men vroeger overeen gekomen was. Men had geheel en al het ver
lies van een huis vergoed dat verbrand was in Den Haag, waar Franse kleerma
kers ingekwartierd waren bij de familie Van Lijnden, en wat de boeren hadden
verloren bij de kunstmatige overstromingen voor de verdediging tegen de Fran
sen in 1794, en verscheidene anderen, terwijl de gewapende burgerij veel meer
had gedaan dan die pas opgerichte Corpsen, die niet eens meer bestonden.