Moord in de Spelden ma kerssteeg te Gouda
Jan Lafeber
67
Het was een rustige zomermorgen, die 13e juli 1732. Toen de drie mannen
's morgens door de Potterspoort Gouda verlieten, konden ze nog niet vermoeden
hoe dramatisch deze dag zou eindigen; voor één van hen zelfs met een noodlotti
ge afloop. Die morgen had het noodlot zich nog niet aangekondigd. Ary Souffre,
diender van de landdrost, had zijn twee makkers Pieter de Schaepmeester en Ja
cob Koeman gevraagd hem te vergezellen voor een inspectie in de "Oude Gouwe".
Pieter en Jacob waren beiden oppassers van de belastingpachter Reynier Swanen-
burg. Lopend op de smalle polderweggetjes kwamen ze plotsklaps iemand tegen
die zich tamelijk verdacht gedroeg. Bij het zien van de drie mannen koos deze
persoon, die een grote zak droeg, ijlings het hazenpad. Hij vluchtte het erf op van
Cent den Boer, die op de hofstee van Job Gansenburg woonde. Daar vonden ze
hem gemakkelijk. Het was een zekere Johannes van den Boom, die zij wel ken
den, omdat hij een zwager van één van hun collega's was. Hij bleek een zak met
spek en rookvlees te hebben, die hij waarschijnlijk de stad binnen wilde smokke
len zonder belasting te betalen. Maar die vlieger ging niet op. De contrabande
werd in beslag genomen.
De drie mannen besloten de smokkelwaar naar hun baas Reynier Swanenburg te
brengen. Zo gezegd, zo gedaan. Swanenburg, die zijn mannen ook wel eens een
buitenkansje gunde, besloot de in beslag genomen waar te verdelen over vijf man
nen, te weten zijn oppassers Jacob Koeman, Pieter de Schaepmeester en Assuerus
Makreel, de diender Ary Souffre en ene Willem van Vliet. Swanenburg voegde daar
nog een mand brood aan toe, zodat de mannen zich thuis te goed konden doen.
Het gezicht van Makreel, die ook bij de verdeling aanwezig was, betrok zienderogen
toen hij hoorde dat de vleeswaren afkomstig waren van zijn zwager. In aanwezig
heid van zijn baas Swanenburg hield Makreel zich nog enigszins gedeisd, maar je
kon wel merken dat hij het lang niet met de gang van zaken eens was.
Op weg naar huis werd Assuerus Makreel bozer en bozer. Vooral Jacob Koeman
moest het ontgelden. Volgens Pieter de Schaepmeester bleef Assuerus de hele zon
dag "knorren en morren" over het gebeurde. De mannen besloten om die avond de
zaak verder uit te praten thuis bij Pieter de Schaepmeester in de Speldenmakers-
steeg. Onderweg naar het huis van Pieter probeerde Willem van Vliet Jacob Koeman
wat tot rust en kalmte te bewegen. "Laat je niet door Assuerus uit je tent lokken,
want die zoekt hoe dan ook ruzie", zei Willem.
Maar die avond in het huis van Pieter de Schaepmeester begon het gevloek en
getier van Assuerus weer van voren af aan. De toon werd in de loop van de avond
steeds agressiever. Assuerus probeerde Jacob Koeman voor een gevecht naar bui
ten te krijgen. Jacob, de wijze woorden van zijn maat indachtig, bleef kalm en liet
zich niet tot een handgemeen verleiden. Inplaats dat Makreel hierdoor tot bedaren
kwam, ging hij door met Jacob uit te dagen en uiteindelijk tussen tien en elf uur
greep hij zijn mes. En met de woorden "je hebt het vlees zeker al hier zitten" stak
hij Jacob Koeman - die op een stoel in de kamer zat en zich niet kon verweren - in
zijn buik en maagstreek.