Jan Lafeber
69
Een inbraak bijzijn grootmoeder op de Achter de
Vismarkt te Gouda
Met een klap gooit Bastiaan van der Vin de deur van de herberg "De Zeven
Broeders" aan de Goudkade op de elfde januari 1789 achter zich dicht. Het be
zoek aan de herberg heeft hem niet vrolijker gemaakt. Met lood in zijn schoenen
sjokt hij terug naar Gouda. Hij moet de komende week terug naar zijn schip, de
brik "De Merkuur", waar hij matroos is. Maar hij zou niet weten hoe hij er moet
komen. Hij heeft geen cent meer te makken. Hij is bang dat zijn kapitein Gobius
- als hij niet terugkomt - hem zal laten oppakken als deserteur.
De winter is nog lang niet aan zijn end en hij weet nu al niet meer hoe hij zijn
gezin moet onderhouden. Zijn vrouw Judic en zijn dochtertje Pieternella hebben
nauwelijks nog te eten in hun kleine woning op de Raam. Deze morgen had hij
de stoute schoenen aangetrokken en was hij naar zijn grootmoeder Philippijntje
van der Stichel gegaan. Na de dood van zijn grootvader is zij in de achterkamer
van de belastingambtenaar Antony van Loog op de Achter de Vismarkt gaan
wonen. Hij wist dat zijn 'grootje' nog wel wat geld had en had zijn hoop op haar
gevestigd. Maar toen hij zijn grootmoeder om geld voor zijn reis vroeg, zag hij
haar antwoord al voordat ze had gesproken. Philippijntje weigerde botweg. "Je
bent oud genoeg, om voor jezelf te zorgen", bitste ze hem toe. "Als pijpmaker
deugde je al niet en als matroos nog minder. Als ik je geld geef kan ik het net
zo goed direct naar de herberg brengen. Zuipen, dat is alles watje kan."
Daarna is Bastiaan boos weggelopen, de stad uit naar Waddinxveen. Wat hij
daar eigenlijk te zoeken heeft weet hij zelf ook niet, maar eenmaal op de terug
weg wordt hij overvallen door een gevoel van diepe somberheid. Hij hoopte wat
afleiding te vinden bij "De Zeven Broeders", maar de duistere gedachten blijven
door zijn hoofd malen. Ook een fikse borrel in de herberg verjoeg de spoken in
zijn hoofd niet.
Nu weer terug in de stad wil hij in geen geval naar zijn huis. Daar wordt hij
zeker niet vrolijker. Hij besluit eerst nog maar naar een andere herberg te gaan,
"De drie Morianen" op de Spieringstraat, in de buurt van de Walensteeg. Na een
kan bier gedronken te hebben, besluit hij een nieuwe poging te gaan wagen bij
zijn grootmoeder. Met de gedachte: "Als ik haar vraag om het niet voor mij,
maar voor mijn vrouw en dochtertje te doen, dan zal ze toch wel over de brug
komen", probeert hij zichzelf moed in te spreken.
Bij het huis van zijn grootmoeder aangekomen is alles donker. Op zijn roepen
doet er niemand open. Hij besluit om bij huisbaas Van Loog te informeren of zijn
'grootje' weg is. Anthony van Loog weet hem te vertellen, dat grootmoeder
vertrokken is en niet voor half negen die avond zal thuiskomen. "Dit is mijn
kans", denkt Bastiaan. Hij loopt door de steeg naar de achterkant van de
woning. De zijl is bevroren, daar komt hij gemakkelijk overheen. Toevallig ligt er
in de buurt van de zijl een laddertje en met behulp hiervan weet hij over de
heining te klimmen.